Naar boven ↑

Update

Nummer 5, 2018
Uitspraken van 23-01-2018 tot 29-01-2018
Redactie: prof. mr. dr. A.R. Houweling, mr. L. Kirkpatrick, mr. M. Assenberg van Eijsden, mr. E.L. Eijkelenboom, mr. S.C. Goedhart, mr. C.P. Kuijer, mr. D. Ottevanger, mr. drs. T.J. Post, I.J. Schipper, mr. S.A. Slootweg, mr. S. van der Slot, mr. V. Twilt en mr. S. Wiersma-Helal.

Geachte confrères, collegae, amici en amicae,

Bijgaand treft u weer een nieuwe AR update aan. Klik hier om de pdf vanaf de website te downloaden.

Rechtspraak

Graag wijzen wij u op de volgende uitspraken.

Delen van bedrijfsgeheimen onrechtmatig

In AR 2018-0141 staat de vraag centraal of werknemer ‘bedrijfsgeheimen’ van werkgever – in casu een databank van gekwalificeerde technici – heeft gedeeld met derden. Uit een data-analyse blijkt dat werknemers gegevens van werkgever heeft gekopieerd. Doordat werknemer zonder toestemming een door werkgever opgebouwde database met medewerkers en kandidaten heeft gekopieerd en meegenomen, kennelijk om deze te gebruiken om medewerkers en kandidaten te benaderen, en deze database in handen van derden heeft laten komen, heeft hij onrechtmatig jegens VRTU gehandeld. Immers heeft hij een inbreuk gemaakt op een recht van VRTU, althans heeft hij in strijd gehandeld met hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt. Die onrechtmatige daad kan hem ook worden toegerekend. Naar het oordeel van de rechtbank kan onder deze omstandigheden, waarbij geldt dat alle vennootschappen nauw met elkaar zijn verweven en werknemer ten tijde van zijn onrechtmatige gedraging een belangrijke rol had binnen deze structuur van vennootschappen die gezamenlijk als uitzendbureau opereren ten behoeve waarvan werknemer de database heeft gekopieerd en meegenomen, de onrechtmatige gedraging van werknemer als gedraging van de vennootschappen worden aangemerkt.

Zie in dit verband ook het wetsvoorstel Bescherming Bedrijfsgeheimen.

‘Ongepaste’ WhatsApp-berichtjes van jeugdbeschermer aan zus van cliënt, leidt niet tot e-grond

In AR 2018-0121 oordeelt het hof dat van een e-grond geen sprake is, ingeval een werknemer ongepaste berichtjes en filmpjes aan de zus van een cliënt stuurt. Werknemer heeft erkend dat de WhatsApp-berichten ongepast waren en het verzenden daarvan is ook verwijtbaar, daar werknemer zich de ongepastheid had moeten realiseren. Echter, de inhoud van de berichten is niet van dien aard dat, mede gezien het probleemloze dienstverband van zeventien jaar, zonder meer ontbinding van de arbeidsovereenkomst wegens verwijtbaar handelen gerechtvaardigd is, zonder dat aan werknemer een kans tot verbetering is geboden. Volgens werknemer communiceert hij via WhatsApp-berichten om zo een vertrouwensband te creëren. Gesteld noch gebleken is dat bij werkgever richtlijnen bestaan ten aanzien van het communiceren met (contactpersonen van) cliënten. Werknemer is ook niet aangesproken op zijn wijze van communiceren. Het had op de weg van werkgever gelegen om na de klacht van de zus van X hierover met werknemer een gesprek te hebben om afspraken te maken over zijn wijze van communiceren. Ontbinding wegens verwijtbaar handelen is niet gerechtvaardigd. Ook het ontbindingsverzoek op de h-grond wordt afgewezen, omdat die grond niet dient ter reparatie van een onvoldragen e-grond. Voor het vaststellen van de billijke vergoeding wordt wel uitgegaan dat bij ontbinding van de arbeidsovereenkomst op de g-grond tot toewijzing zou hebben geleid en de werknemer – mede vanwege zijn toerekenbaar gedrag – een vergoeding van € 6.500 toekomt.

Ten onrechte vernietiging van een niet-vernietigbare opzegging kan in hoger beroep niet met terugwerkende kracht worden hersteld

In AR 2018-0125 oordeelt het hof over een vernietigde opzegging op grond van artikel 7:681 BW, terwijl voor deze vernietiging geen grondslag in dit artikel kan worden gevonden. In hoger beroep moet allereerst de vraag worden beantwoord of de kantonrechter op juiste gronden de opzegging heeft vernietigd. Vóór de invoering van de WWZ gold dat voor opzegging van de arbeidsovereenkomst met geestelijken geen toestemming van het UWV was vereist. Via een amendement is deze vrijstelling in het thans geldende recht behouden (Kamerstukken II 2013/14, 33818, 20). Nu niet in geschil is dat werknemer als priester een geestelijk ambt beoefent, is de opzegging van de arbeidsovereenkomst in de bestreden beschikking door de kantonrechter ten onrechte vernietigd. Het hof is, mede gelet op het in deze beschikking omschreven statutaire doel van der Stichting, van oordeel dat de beslissing om ter uitvoering van de kerkelijke voorschriften de diensten op een andere wijze in te richten – en de betrokkenen daarvoor een financiële vergoeding te betalen – aan de Stichting is voorbehouden en – in verband daarmee – dat voor de beslissing om de arbeidsovereenkomst van werknemer te beëindigen een redelijke grond aanwezig was. Het oordeel dat de ontslaggrond in overeenstemming is met artikel 7:669 BW brengt mee dat er geen grond bestaat voor een billijke vergoeding als bedoeld in artikel 7:682 lid 3 BW. Het in algemene bewoordingen geformuleerde artikel 7:683 lid 6 BW maakt geen onderscheid tussen de verschillende gevallen waarin het oordeel in hoger beroep over de opzegging anders luidt dan in eerste aanleg. Het wettelijk stelsel brengt dus mee dat de beëindiging van de arbeidsovereenkomst met werknemer alleen mogelijk is op een in de toekomst gelegen datum.

Aanvaarding van andere functie bij reorganisatie impliceert bijbehorende arbeidsvoorwaarden, geen sprake van artikel 7:613 BW

In AR 2018-0131 oordeelt de kantonrechter over de arbeidsvoorwaarden bij aanvaarding van een andere functie bij reorganisatie. Hij stelt voorop dat tussen partijen een regorganisatie van werkgever een gegeven is. Werknemer heeft herplaatsing aanvaard en is met bijbehorende werkzaamheden ook daadwerkelijk begonnen. Werknemer miskent daarmee echter dat aanvaarding van de hem aangeboden functie in beginsel tevens aanvaarding van de bij deze functie behorende arbeidsvoorwaarden omvat. Van een door de werkgever geïnitieerde eenzijdige wijziging als bedoeld in Stoof/Mammoet-rechtspraak is hier geen sprake. Daarom kan werknemer niet worden gevolgd in zijn standpunt dat dient te worden beoordeeld of werkgever aanleiding had tot het doen van een voorstel tot wijziging van de arbeidsvoorwaarden, of het voorstel redelijk is en of aanvaarding in redelijkheid van werknemer kan worden verlangd. Van een situatie als bedoeld in artikel 7:613 BW is evenmin sprake.

Beroep op aanzegvergoeding door vrijgestelde werknemer bij arbeidsconflict in strijd met artikel 6:248 BW

In AR 2018-0129 oordeelt de kantonrechter dat ondanks het ontbreken van een tijdige schriftelijke aanzegging, geen vergoeding is verschuldigd indien het voor de werknemer evident duidelijk is dat de arbeidsovereenkomst niet zal worden verlengd. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft werkgever die duidelijkheid aan werknemer verschaft met de e-mail van 21 maart 2017. De e-mail vermeldt onder meer dat gelet op de verhoudingen werknemer met ingang van 10 februari 2017 geen werkzaamheden meer hoeft te verrichten, dat werkgever het salaris doorbetaalt en dat werkgever streeft naar beëindiging van de arbeidsovereenkomst. Dat partijen het later niet eens zijn geworden over de voorwaarden en inmiddels de overeengekomen bepaalde tijd is verstreken doet aan de mededeling van Het Vrieshuis over het willen beëindigen van de arbeidsovereenkomst niets af. De kantonrechter is gelet hierop met werkgever van oordeel dat het beroep van werknemer op de aanzegvergoeding naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is gelet op de hierboven vermelde omstandigheden. Bij werknemer kan redelijkerwijs geen onzekerheid over het wel of niet voortzetten van de arbeidsovereenkomst hebben bestaan.

Vragen of opmerkingen

Indien u problemen ondervindt met inloggen, kunt u contact opnemen met het secretariaat van de VAAN via het telefoonnummer 0343-430600 of via het e-mailadres secretariaat@vaan-arbeidsrecht.nl. Mocht u vragen of opmerkingen hebben over deze nieuwsbrief, dan kunt u mailen naar ar-updates@budh.nl.

Rest ons nog u een bijzonder fijne dag toe te wensen.

Hoge Raad

Hof

Rechtbank