Naar boven ↑

Update

Nummer 15, 2019
Uitspraken van 10-04-2019 tot 15-04-2019
Redactie: prof. mr. dr. A.R. Houweling, mr. L. Kirkpatrick, mr. M. Assenberg van Eijsden, mr. E.L. Eijkelenboom, mr. S.C. Goedhart, mr. C.P. Kuijer, mr. D. Ottevanger, mr. drs. T.J. Post, I.J. Schipper, mr. S.A. Slootweg, mr. S. van der Slot, mr. V. Twilt en mr. S. Wiersma-Helal.

Geachte confrères, collegae, amici en amicae,

Bijgaand treft u weer een nieuwe VAAN AR Update aan. Klik hier om de pdf vanaf de website te downloaden.

Rechtspraak
Graag wijzen wij u op de volgende uitspraken.

HvJ EU: arbeidstijd op basis van vaste of verschuivende referteperiode?
In AR 2019-0407 oordeelt het Hof van Justitie EU over de vraag of de berekening van de maximale arbeidstijd op basis van een vaste referteperiode (bijv. 1 januari tot 1 juli) of verschuivende referteperiode (steeds zes maanden) moet plaatsvinden. De vaste referteperiode heeft als mogelijk nadeel dat iemand meer uren per week werkt over twee referteperiodes gezamenlijk, in plaats van de twee referteperiodes afzonderlijk (bijv. omdat er een piek is tussen 1 mei en 1 september). Het Hof oordeelt daarom dat een vaste periode is toegestaan, mits er mechanismen in de nationale regeling zijn die een overschrijding van de maximale arbeidstijd voorkomen.

Prejudiciële vragen over slapende dienstverbanden
In AR 2019-0390 stelt de Kantonrechter Roermond prejudiciële vragen aan de Hoge Raad over slapende dienstverbanden. De vraag waarover de Hoge Raad zich mag buigen is of de werkgever gehouden is akkoord te gaan met een redelijk voorstel tot wijziging van arbeidsvoorwaarden van de werknemer dat in redelijkheid van de werkgever kan worden gevergd. Oftewel, een omgekeerde Stoof/Mammoet. Als regel heeft te gelden dat de Hoge Raad binnen zes maanden beslist op een prejudiciële vraag.

Inroepen vervaltermijn bij Kolom-vergoeding in strijd met de redelijkheid en billijkheid
In AR 2019-0405 oordeelt de rechter dat het inroepen van de vervaltermijn naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Op 25 april 2015 is werknemer wegens ziekte uitgevallen en op 20 maart 2017 is door het UWV geoordeeld dat werknemer in aanmerking komt voor een WIA-uitkering in categorie 45-55 procent. Met ingang van 25 april 2017 heeft werknemer voor 50 procent zijn gebruikelijke werkzaamheden verricht. Op 2 mei 2017 heeft werkgever bevestigd dat zijn FTE werd aangepast naar 0,5 FTE. Het geschil spitst zich toe op de vraag of werknemer aanspraak kan maken op 50 procent van de transitievergoeding omdat zijn arbeidsovereenkomst met ditzelfde percentage is verminderd met ingang van 25 april 2017. Werkgever meent dat de vervaltermijn is verstreken. Werknemer stelt hiertegenover dat de vervaltermijn toepassing mist omdat de arbeidsovereenkomst niet is beëindigd. De kantonrechter volgt werknemer hierin niet. Indien de arbeidsovereenkomst niet is beëindigd, ook niet gedeeltelijk, bestaat er geen aanspraak op een transitievergoeding. De kantonrechter is van oordeel dat werkgever met succes een beroep kan doen op de vervaltermijn van artikel 7:686a lid 4 sub b BW. Voor het verleggen van de startdatum van de vervaltermijn naar de datum van de Kolom-beschikking (waarin de Hoge Raad heeft overwogen dat – kort gezegd – ook bij gedeeltelijke beëindiging aanspraak bestaat op een transitievergoeding) ziet de kantonrechter geen aanleiding nu daarvoor iedere juridische grondslag ontbreekt. De kantonrechter gaat verder met het beoordelen of de vervaltermijn in het onderhavige geval strijd oplevert met het goed werkgeverschap alsmede met de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid. De kantonrechter acht het niet redelijk om werknemer tegen te werpen dat hij zich niet heeft gehouden aan de vervaltermijn. Tot slot weegt de kantonrechter mee dat de werkgever in een betere positie komt te verkeren dan de werknemer, terwijl de werknemer zich wel geconfronteerd ziet met (enige) inkomensachteruitgang en daarin niet wordt gecompenseerd.

Teamleider supermarkt op staande voet ontslagen wegens schending zerotolerancebeleid
In AR 2019-0384 oordeelt het hof dat het ontslag op staande voet van een teamleider die zonder te betalen zeven flessen Dreft meenam, rechtsgeldig is verleend. Het duidelijke ‘zerotolerancebeleid’ en de positie van werknemer brengen met zich dat Albert Heijn werknemer terecht op staande voet mocht ontslaan. Nu de gedragingen bovendien ernstig verwijtbaar zijn, is de transitievergoeding niet verschuldigd. Ten aanzien van de mededeling van de dringende reden mag een korte tijdspanne zitten tussen het gegeven ontslag (23 januari 2018) en de mededeling van de daaraan ten grondslag liggende reden (in ieder geval per brief van 25 januari 2018).

Vragen of opmerkingen
Indien u problemen ondervindt met inloggen, kunt u contact opnemen met het secretariaat van de VAAN via het telefoonnummer 0343-430600 of via het e-mailadres secretariaat@vaan-arbeidsrecht.nl. Mocht u vragen of opmerkingen hebben over deze nieuwsbrief, dan kunt u mailen naar ar-updates@budh.nl.

Rest ons nog u een bijzonder fijne dag toe te wensen.

Hof van Justitie van de Europese Unie

Hoge Raad

Hof

Rechtbank