Naar boven ↑

Update

Nummer 19, 2020
Uitspraken van 07-05-2020 tot 12-05-2020
Redactie: prof. mr. dr. A.R. Houweling, mr. L. Kirkpatrick, mr. M. Assenberg van Eijsden, mr. E.L. Eijkelenboom, mr. S.C. Goedhart, mr. C.P. Kuijer, mr. D. Ottevanger, mr. drs. T.J. Post, I.J. Schipper, mr. S.A. Slootweg, mr. S. van der Slot, mr. V. Twilt en mr. S. Wiersma-Helal.

Geachte confrères, collegae, amici en amicae,

Bijgaand treft u weer een nieuwe VAAN AR Update aan. Klik hier om de pdf vanaf de website te downloaden.

AR-annotatie Loe Sprengers: Uitsluiting OR-lid: met of zonder waarschuwing vooraf?
Graag wijzen wij u nogmaals op de onlangs gepubliceerd AR-annotatie van Loe Sprengers bij AR 2020-0350: Hoge Raad over artikel 13 WOR. In zijn commentaar gaat Sprengers uitvoerig in op de (on)mogelijkheden van een ondernemer op te treden tegen vervelend, ongewenst en grensoverschrijdend gedrag. Aan de hand van mooie voorbeelden tast hij de grenzen af van wat nog onder de bescherming van artikel 19 lid 2 Gw en de daaruit voortvloeiende rol van een democratisch gekozen OR-lid valt en wanneer sprake is van een ‘ernstige belemmering’. Ook staat hij stil bij de rol van mede-OR-leden bij het goed functioneren van de OR en wanneer ontslag uiteindelijk een optie kan zijn. Klik hier om zijn annotatie te lezen.

Rechtspraak
Graag wijzen wij u op de volgende uitspraken.

Uniformering van loon geen zwaarwichtig belang, beëindiging verworven recht afgedankte goederen voor eigen gewin te verkopen wel
In AR 2020-0520 oordeelt het Hof Den Bosch over de vraag of de wens van werkgever te komen tot uniformering van loonbeleid een zwaarwichtig belang in de zin van artikel 7:613 BW vormt. Hieraan vooraf ging de vraag of een wijziging van het Arbeidsvoorwaardenreglement een 613-wijziging behelsde. Nadat het hof deze vraag bevestigend beantwoordde, werd op grond van Fair Play I overwogen dat in casu werknemer jaarlijkse indexering moest prijsgeven (loonoffer) tegenover een niet nader gemotiveerde wens van werkgever te komen tot uniformering van loonbeleid. Hoewel 613 een ‘belangenafweging’ impliceert, acht het hof het belang van de werkgever onvoldoende zwaarwichtig. Dat de OR had ingestemd met het gewijzigde arbeidsvoorwaardenreglement, doet hieraan niet af.

In AR 2020-0541 oordeelt de kantonrechter dat gedurende ruim 20 jaar toestaan dat werknemer voor eigen gewin afgedankte goederen meeneemt en verkoopt, resulteert in een ‘verworven recht’ (FNV Pontmeyer), maar dat de werkgever aan dit recht een einde mag maken op grond van artikel 6:248 lid 2 BW. De verwijderingsbijdrage, milieuvoorschriften en het concurrerende aspect van een ‘tweedehandshandel’ maken dat de werkgever belang heeft bij het staken van deze activiteit.

Xella: wel piepplicht werknemer en geen informatieplicht werkgever
In AR 2020-0522 oordeelt de rechter in een 96 Rv-procedure uitvoerig over de uitleg/toepassing van de Xella-beschikking. In casu betrof het een werknemer die in december 2019 twee jaar arbeidsongeschikt was en in januari 2020 aanspraak maakt op de Xella-vergoeding met de stelling dat deze vergoeding naar ‘oud recht’ (oudere werknemersregeling) moet worden berekend. De kantonrechter oordeelt dat dit niet het geval is. Nog los van het feit dat de werkgever de arbeidsovereenkomst met toestemming van het UWV niet had kunnen opzeggen voor 1 januari 2020, is niet gebleken dat werknemer voor 1 januari 2020 heeft ‘gepiept’. De stelling van werknemer – onder verwijzing naar Max Planck – dat werkgever hem actief had moeten informeren over zijn rechtspositie voor 1 januari 2020 volgt niet uit Xella en gaat daarom niet op. Terzijde wijst de kantonrechter erop dat ook in de recente uitspraak van de Hoge Raad van 21 februari 2020 (ECLI:NL:HR:2020:283, Victoria) met betrekking tot de gedeeltelijke beëindiging van de arbeidsovereenkomst het goed werkgeverschap afhankelijk is gesteld van het verzoek van de werknemer. Anders gezegd, ook in die zaak is het initiatief bij de werknemer gelegd en is geen informatieverplichting van de werkgever gecreëerd op basis van goed werkgeverschap.

Vernietiging arbeidsovereenkomst wegens dwaling (niet melden van rugklachten) is een dagvaardingsprocedure, ontslag op staande voet wegens niet melden rugklachten niet rechtsgeldig
In AR 2020-0525 staat de vraag centraal of een werkneemster die niet tijdens de sollicitatie naar de functie van caissière meldt dat zij rugklachten heeft gehad en vervolgens uitvalt wegens rugklachten terecht op staande voet is ontslagen dan wel de werkgever aanleiding geeft de arbeidsovereenkomst te vernietigen wegens dwaling. De kantonrechter overweegt dat op grond van artikel 69 Rv de vernietigingsprocedure een dagvaardingsprocedure is en daarnaar verwezen moet worden. Het ontslag op staande voet houdt geen stand omdat werkneemster geruime tijd geen rugklachten meer ervaarde, zodat haar niet verweten kan worden hierover niets te hebben gemeld tijdens de sollicitatieperiode.

Artikel 7:686 BW is een dagvaardingsprocedure en kan niet op gezamenlijk verzoek van partijen als verzoekschriftprocedure worden afgedaan
In AR 2020-0532 oordeelt de rechter dat artikel 7:686 BW moet worden ingeleid met een dagvaarding. De op grond van artikel 69 Rv toegepaste spoorwissel is dan ook terecht toegepast. Het feit dat partijen van deze beslissing in hoger beroep zijn gegaan en thans een gezamenlijk verzoek tot afhandeling van de zaak als verzoekschriftprocedure hebben gedaan, baat niet. Het staat niet ter vrije wil van partijen de procedurevorm te kiezen.

Vragen of opmerkingen
Indien u problemen ondervindt met inloggen, kunt u contact opnemen met het secretariaat van de VAAN via het telefoonnummer 0343-430600 of via het e-mailadres secretariaat@vaan-arbeidsrecht.nl. Mocht u vragen of opmerkingen hebben over deze nieuwsbrief, dan kunt u mailen naar ar-updates@budh.nl.

Rest ons nog u een bijzonder fijne dag toe te wensen.

Hoge Raad

Hof

Rechtbank