Naar boven ↑

Update

Nummer 20, 2022
Uitspraken van 12-05-2022 tot 18-05-2022
Redactie: prof. mr. dr. A.R. Houweling, mr. L. Kirkpatrick, mr. M. Assenberg van Eijsden, mr. E.L. Eijkelenboom, mr. S.C. Goedhart, mr. C.P. Kuijer, mr. D. Ottevanger, mr. drs. T.J. Post, I.J. Schipper, mr. S.A. Slootweg, mr. S. van der Slot, mr. V. Twilt en mr. S. Wiersma-Helal.

Geachte confrères, collegae, amici en amicae,

Bijgaand treft u weer een nieuwe VAAN AR Update aan. Klik hier om de pdf vanaf de website te downloaden.

Rechtspraak
Graag wijzen wij u op de volgende uitspraken.

HvJ EU: uitbetaling niet-genoten vakantiedagen valt onder ‘essentiële arbeidsvoorwaarden uitzendkrachten’
In AR 2022-0552 staat de vraag centraal of de opbouw, berekening en uitbetaling van vakantiedagen voor uitzendkrachten mag afwijken van de reguliere vakantiedagenopbouwberekening voor werknemers. Het Hof van Justitie oordeelt dat uitbetaling van niet-genoten vakantiedagen onder de reikwijdte van de gelijkebehandelingsnorm van de Uitzendrichtlijn valt (vgl. art. 8 Waadi). Uitzendkrachten hebben daarom recht op dezelfde omvang vakantiedagen als bij de inlener en bij beëindiging van de uitzendperiode op uitbetaling daarvan.

Klachtplicht geldt ook in het arbeidsrecht: geen recht op uitbetaling van overwerk
In AR 2022-0538, AR 2022-0539 en AR 2022-0540 oordeelt het Hof Amsterdam over de vraag of de klachtplicht in de weg staat aan de vordering tot nabetaling van overwerk. Naar het oordeel van het hof ontbreken goede gronden om loon- en aanverwante vorderingen buiten het bereik van de klachtplicht te houden in situaties waar sprake is van een voor de werknemer duidelijk kenbaar gebrek in de prestatie. Wel bestaat er aanleiding, gelet op de gedachte van ongelijkheidscompensatie en bescherming van de werknemer die ten grondslag ligt aan het dwingendrechtelijk karakter van titel 10 van Boek 7 BW, om een beroep van de werkgever op schending van de klachtplicht door de werknemer terughoudend te toetsen. In het onderhavige geval slaagt het door werkgeefster gedane beroep op schending van de klachtplicht door werknemer. Tegen de achtergrond van de feiten en omstandigheden had het op de weg van werknemer gelegen om tijdig, dat wil zeggen vanaf het moment dat hij op zijn loonstrook kon zien dat niet alle – volgens hem – gewerkte overuren werden uitbetaald, te klagen over het uitblijven van betaling hiervan. Werknemer heeft dit echter verzuimd. In dit verband acht het hof ook van belang dat de cao bepaalt dat overuren in beginsel in tijd worden gecompenseerd en dat pas wanneer compensatie in tijd niet mogelijk is, betaling hiervan plaatsvindt. De ratio van de klachtplicht, te weten dat de schuldenaar beschermd wordt tegen vorderingen waarop hij zich niet meer behoeft in te stellen, verzet zich ertegen dat werkgeefster wordt geconfronteerd met een vordering tot betaling van overuren op een zodanig laat moment dat haar feitelijk de mogelijkheid is ontnomen om deze uren te compenseren in vrije tijd of de werkzaamheden anders in te richten waardoor, bijvoorbeeld, het langdurig doorwerken na sluitingstijd wordt voorkomen.

IC-verpleegkundige die voltijds in dienst treedt van tweedespoorwerkgever doet daarmee feitelijk een verzoek tot eervol ontslag
In AR 2022-0551 oordeelt de rechtbank of het Erasmus MC terecht het besluit heeft genomen een IC-verpleegkundige op eigen verzoek eervol ontslag te verlenen. Na een periode van arbeidsongeschiktheid is de verpleegkundige voltijds in dienst getreden van de tweedespoorwerkgever. Uit deze feitelijke gedraging leidt de rechtbank een ontslagverzoek af.

In deze procedure stond voorts de vraag centraal of deze procedure niet naar ‘gewoon’ civiel recht moest worden afgedaan vanwege de WNRA. De rechtbank oordeelt dat dit niet het geval is, omdat de datum van het besluit bepalend is voor toepasselijkheid van de WNRA.

Geen opzegging arbeidsovereenkomst door werknemer door bij een derde werkgever, in het kader van het tweede spoor en tijdens de eerste twee ziektejaren, een dienstbetrekking te aanvaarden
In AR 2022-0535 oordeelt de (civiele) rechter over de vraag of aanvaarding van een voltijdse arbeidsovereenkomst bij de tweedespoorwerkgever moet worden beschouwd als een opzegging door de werknemer. In het licht van artikel 7:629 lid 12 BW kan het enkel aanvaarden van een functie elders in het kader van het tweede spoor, waarvan in het onderhavige geval sprake is, naar het oordeel van de kantonrechter niet zonder meer als een beëindigingshandeling van de werknemer worden gezien, ook niet als het gaat om een ‘harde’ arbeidsovereenkomst (geen uitzending of detachering) bij die andere werkgever voor een periode van (in dit geval) zes maanden. Ware dit anders, dan zou hiervan voor de werknemer een negatieve prikkel kunnen uitgaan om niet serieus werk te maken van de re-integratie bij een andere werkgever.

Vragen of opmerkingen
Indien u problemen ondervindt met inloggen, kunt u contact opnemen met het secretariaat van de VAAN via het telefoonnummer 0343-430600 of via het e-mailadres secretariaat@vaan-arbeidsrecht.nl. Mocht u vragen of opmerkingen hebben over deze nieuwsbrief, dan kunt u mailen naar ar-updates@budh.nl.

Rest ons nog u een bijzonder fijne dag toe te wensen.

Hof van Justitie van de Europese Unie

Hof

Rechtbank