Naar boven ↑

Update

Nummer 29, 2022
Uitspraken van 14-07-2022 tot 20-07-2022
Redactie: prof. mr. dr. A.R. Houweling, mr. L. Kirkpatrick, mr. M. Assenberg van Eijsden, mr. E.L. Eijkelenboom, mr. S.C. Goedhart, mr. C.P. Kuijer, mr. D. Ottevanger, mr. drs. T.J. Post, I.J. Schipper, mr. S.A. Slootweg, mr. S. van der Slot, mr. V. Twilt en mr. S. Wiersma-Helal.

Geachte confrères, collegae, amici en amicae,

Bijgaand treft u weer een nieuwe VAAN AR Update aan. Klik hier om de pdf vanaf de website te downloaden.

Rechtspraak
Graag wijzen wij u op de volgende uitspraken

HR: artikel 7:619 BW leidt niet tot omkering bewijslast
In AR 2022-0795 staat een geschil tussen de bestuurder en de vennootschap inzake bonussen en naheffingsboetes centraal. Onder meer is de vraag aan de orde wie de juistheid van de hoogte van de variabele beloning moet bewijzen. De A-G gaat daarom in op artikel 7:619 BW waarin is bepaald dat indien het loon voor het geheel of voor een gedeelte bestaat uit een bedrag dat afhankelijk is gesteld van enig gegeven dat uit de boeken, bescheiden of andere gegevensdragers van de werkgever moet kunnen blijken, de werknemer het recht heeft van de werkgever overlegging te verlangen van zodanige bewijsstukken, als hij nodig heeft om dat gegeven vast te kunnen stellen. De vraag hoe ver deze verplichting gaat, is afhankelijk van de omstandigheden van het concrete geval en de daarbij in redelijkheid in aanmerking te nemen belangen van partijen, met inbegrip van aard en inhoud van de gemaakte afspraken. Uit artikel 7:619 BW volgt geen omkering van de bewijslast. Die blijft op werknemer rusten.

Uberchauffeurs tellen niet mee voor representativiteitstoets algemeenverbindendverklaring Cao Taxivervoer
In AR 2022-0809 oordeelt de voorzieningenrechter dat Uberchauffeurs niet hoeven te worden meegeteld bij de representativiteitsberekening voor het algemeen verbindend verklaren van de cao Taxivervoer. Volgens Uber zou dit wel het geval moeten zijn, waardoor 47,9% van de werknemers onder de cao zou vallen en daardoor niet zou zijn voldaan aan het meerderheidsvereiste op grond van de Wet AVV. De rechter oordeelt dat de door de minister gehanteerde berekeningswijze past binnen de margin of appreciation en overigens niet ongebruikelijk tot stand is gekomen. De algemeenverbindendverklaring wordt derhalve niet buiten werking gesteld.

Uber hoeft vonnis waarin Uber-chauffeurs tot werknemers zijn gekwalificeerd en bijgevolg de Cao Taxivervoer van toepassing is verklaard, niet onmiddellijk ten uitvoer te leggen. Belang van Uber bij schorsing weegt op tegen belang van FNV
In AR 2022-0811 oordeelt het Hof Amsterdam in hoger beroep dat Uber voorlopig het veroordelend vonnis niet ten uitvoer hoeft te leggen. Om te voldoen aan het vonnis zal Uber haar onderneming moeten ombouwen naar een ander bedrijfsmodel. Aannemelijk is dat dit met grote kosten gepaard zal gaan. Indien het vonnis in hoger beroep wordt vernietigd, zal zij alle alsdan genomen maatregelen weer moeten terugdraaien met alle inspanningen en kosten van dien, voor zover dat al mogelijk zou zijn. Hierbij is het niet ondenkbaar dat dit impact zal hebben op de continuïteit van de onderneming van Uber, nog los van enig restitutierisico, een risico dat door het hof – anders dan FNV meent – reëel wordt geacht ten aanzien van taxichauffeurs aan wie op grond van de cao extra betalingen moeten worden gedaan. Hieraan doet niet af dat het voor (andere) taxichauffeurs juist financieel nadelig kan uitpakken dat zij als werknemer van Uber moeten worden beschouwd en er jegens hen mogelijk geen restitutierisico bestaat. Bij dit alles neemt het hof ook in aanmerking dat de onderhavige zaak geen standaardtweepartijenzaak is. Het gaat hier niet alleen om de belangen van Uber en FNV, maar ook om die van een grote groep chauffeurs die, ongeacht of zij wel of juist niet als werknemer van Uber willen worden aangemerkt, niet gebaat zijn bij een situatie die juridisch onduidelijk blijft totdat het hof (in de hoofdzaak) over de kwestie heeft beslist. Ook zij zullen een keuze moeten maken over hoe zij hun werkzaamheden inrichten, en het terugdraaien daarvan, indien dat al mogelijk is, zal voor hen eveneens inspanningen en kosten met zich brengen.

Grensoverschrijdend gedrag (aanraken borsten collega) leidt tot ontslag op staande voet ondanks persoonlijke omstandigheden (59 jaar, geen baan, door incident in echtscheiding en verlies van huis)
In AR 2022-0787 oordeelt het hof over een ontslag op staande voet van een werknemer wegens grensoverschrijdend gedrag. De gedragingen acht het hof buitengewoon ernstig. De opmerking over de dubbele airbags gericht aan de vrouwelijke collega is al zeer dubieus, ook als rekening wordt gehouden met de (niet vaststaande) context waarin die opmerking volgens werknemer is gemaakt. Hij stelt dat de opmerking, die hij als grap bedoelde, volgde op een opmerking van de vrouw over zijn toegenomen gewicht waarover zij gezegd zou hebben dat hij zij-airbags heeft gekregen. De vrouw bestrijdt dat zij dat gezegd heeft. Hoe dan ook, de aanraking van de borst tegen de wil van de vrouw is zonder meer grensoverschrijdend en zeer ernstig. Hij is 58 jaar, is zijn baan kwijt en tijdens de zitting had hij (ondanks sollicitaties) nog geen nieuw werk. Daarnaast stelt hij dat dit voorval de druppel was in zijn relatie en hij in een echtscheidingssituatie terecht is gekomen, waardoor hij ook zijn huis dreigt te verliezen. Ook als het hof rekening houdt met deze ingrijpende persoonlijke belangen van werknemer, oordeelt het dat de gedragingen van werknemer dusdanig ernstig zijn dat deze een dringende reden opleveren die het ontslag op staande voet rechtvaardigen Bovendien ziet het hof geen aanleiding een transitievergoeding toe te kennen.

Vragen of opmerkingen
Indien u problemen ondervindt met inloggen, kunt u contact opnemen met het secretariaat van de VAAN via het telefoonnummer 0343-430600 of via het e-mailadres secretariaat@vaan-arbeidsrecht.nl. Mocht u vragen of opmerkingen hebben over deze nieuwsbrief, dan kunt u mailen naar ar-updates@budh.nl.

Rest ons nog u een bijzonder fijne dag toe te wensen.

Hoge Raad

Hof

Rechtbank