Naar boven ↑

Update

Nummer 12, 2024
Uitspraken van 14-03-2024 tot 20-03-2024
Redactie: prof. mr. dr. A.R. Houweling, mr. L. Kirkpatrick, mr. M. Assenberg van Eijsden, mr. E.L. Eijkelenboom, mr. S.C. Goedhart, mr. C.P. Kuijer, mr. D. Ottevanger, mr. drs. T.J. Post, I.J. Schipper, mr. S.A. Slootweg, mr. S. van der Slot, mr. V. Twilt en mr. S. Wiersma-Helal.

Geachte confrères, collegae, amici en amicae,

Bijgaand treft u weer een nieuwe VAAN AR Update aan. Klik hier om de pdf vanaf de website te downloaden.

Voortgezette behandeling Wet toezicht gelijke kansen bij werving en selectie op 26 maart
Het voorstel Wet toezicht gelijke kansen bij werving en selectie heeft een vierde termijn gekregen en ligt ter behandeling met aansluitend stemming voor op 26 maart a.s. In haar brief van 18 maart jl. komt de minister aan een aantal bezwaren tegemoet, onder meer door opnieuw toe te zeggen de handhaving van deze wet op onderdelen uit te stellen tot 2027, opdat werkgevers eerst ervaring kunnen opdoen met deze nieuwe wet. In dezelfde brief doet de minister een toezegging de Eerste Kamer nog meer tegemoet te komen indien de wet wordt aangenomen, door de drempel voor schriftelijke verslagleggingsplicht van 25+ werknemers te verhogen naar ten minste 50 werknemers (WOR-criterium). Klik hier voor meer informatie.

Rechtspraak
Graag wijzen wij u op de volgende uitspraken.

Hoge Raad: impact van reactietijd van twee minuten tijdens wachtdienst verdient afzonderlijke toetsing (ondanks laag gemiddeld aantal interventies)
In AR 2024-0396 oordeelt de Hoge Raad over de vraag of bereikbaarheidsdienst (van ambulancepersoneel) kwalificeert als arbeidstijd. Volgens de Hoge Raad volgt uit rechtspraak van het HvJ EU dat indien de reactietijd in het concrete geval een zodanige impact heeft dat de werknemer objectief en aanzienlijk wordt beperkt in zijn mogelijkheden om tijdens zijn wachtdienstperioden zijn tijd vrij in te vullen, die perioden in principe integraal als arbeidstijd moeten worden beschouwd. Een laag gemiddeld aantal interventies kan daaraan dan niet afdoen, zelfs niet als de werknemer zelden moet interveniëren. Daarnaast zijn het dragen van een uniform (vanwege de onmogelijkheid om zich om te kleden na een oproep) en de pieperdruk relevante omstandigheden die impact op de vrije tijd hebben. Hoewel de korte reactietermijn een streefnorm is opgelegd aan de ambulancedienst door de overheid (en dus geen arbeidsrechtelijke plicht tussen werkgever en werknemer), komt aan deze norm toch arbeidsrechtelijke betekenis toe.

Hoge Raad: peilmoment bij beoordeling van beroep werkgever op bestaan van reële re-integratiemogelijkheden is het moment dat werknemer het Xella-voorstel doet. Vordering tot betaling van vergoeding gelijk aan transitievergoeding 611 gaat bij verzoekschrift
In AR 2024-0388  oordeelt de Hoge Raad dat indien de werkgever zich erop beroept dat een uitzondering op het in de Xella-beslissing genoemde uitgangspunt aan de orde is – bijvoorbeeld op de grond dat sprake is van reële re-integratiemogelijkheden voor de werknemer – de beoordeling hiervan dient plaats te vinden naar het moment dat de werknemer het voorstel tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden, onder toekenning van een vergoeding ter hoogte van de wettelijke transitievergoeding, heeft gedaan. Pas wanneer de werknemer een dergelijk voorstel doet, kan immers de werkgever uit hoofde van goed werkgeverschap (artikel 7:611 BW) gehouden zijn hiermee in te stemmen. Bij de beoordeling of de werkgever op het moment van het voorstel een gerechtvaardigd belang heeft bij instandhouding van de arbeidsovereenkomst dienen ook, voor zover van belang, feiten en omstandigheden te worden betrokken die zich voor of na dat moment hebben voorgedaan.
De Hoge Raad wijst erop dat in dit geval de vordering van de werknemer in deze procedure strekt tot betaling door ROC van schadevergoeding op de grond dat ROC heeft gehandeld in strijd met haar uit artikel 7:611 BW voortvloeiende verplichting om de arbeidsovereenkomst met de werknemer te beëindigen onder toekenning van een transitievergoeding, en valt onder het toepassingsbereik van artikel 7:686a lid 2 BW. De onderhavige procedure had dan ook niet met een dagvaarding, maar met een verzoekschrift moeten worden ingeleid.

Nederlandse rechter niet bevoegd ondanks verschijnen werknemer (na verzoek tot uitstel mondelinge behandeling door werknemer) nu niet is voldaan aan vergewisplicht artikel 26 EEX
In  AR 2024-0375 oordeelt de kantonrechter zich onbevoegd kennis te nemen van het ontbindingsverzoek van Nederlandse werkgever jegens Duitse werknemer. Op grond van artikel 26 lid 2 EEX-verordening dient de rechter zich ervan te vergewissen dat de verwerende partij op de hoogte is van zijn recht de bevoegdheid te betwisten en van de gevolgen van al dan niet verschijnen. Als de verweerder verschijnt, is echter nog niet aan de vergewisplicht voldaan. Het moet de verweerder voldoende duidelijk zijn meegedeeld dat hij de mogelijkheid heeft om de bevoegdheid van de rechter te betwisten. Dat werknemer in onderhavig geval door een professionele gemachtigde wordt bijgestaan, is niet voldoende om ervan verzekerd te zijn dat hij daadwerkelijk is geïnformeerd over zijn recht om de bevoegdheid te betwisten en de gevolgen van al dan niet verschijnen. Het verzoek van (de gemachtigde van) werknemer tot verplaatsing van de mondelinge behandeling kwalificeert niet als stilzwijgende forumkeuze. Daaruit blijkt immers niet dat werknemer op de hoogte was van zijn recht om de bevoegdheid van de Nederlandse rechter te betwisten of dat hij afstand van dat recht heeft willen doen. Integendeel, werknemer heeft zich voorafgaand aan de mondelinge behandeling en het indienen van een verweerschrift op de onbevoegdheid van de Nederlandse rechter beroepen, zodat de bevoegdheidsgrond van artikel 26 lid 1 EEX-verordening niet opgaat.

FNV/Uber: prejudiciële vragen aan Hoge Raad over ‘ondernemerschap’ in 610-toets na Deliveroo gaan door
In het tussenarrest van 3 oktober 2023 heeft het hof zijn voornemen uitgesproken een viertal prejudiciële vragen aan de Hoge Raad te stellen. Drie hadden betrekking op de vraag op welke wijze het ondernemerschap een rol speelt in de beoordeling van de arbeidsrelatie (gezichtspunt 9 in Deliveroo). De andere vraag heeft betrekking op de reikwijdte van artikel 3 WAVV (zie uitvoeriger: AR 2023-1189). Partijen hebben de gelegenheid gekregen zich bij akte over de vier vragen uit te laten. Hetgeen partijen over de vraagstelling hebben aangevoerd, geeft het hof geen aanleiding tot een wijziging van de voorgestelde vragen aan de Hoge Raad te komen, aldus het hof (AR 2024-0386).

Vragen of opmerkingen
Indien u problemen ondervindt met inloggen, kunt u contact opnemen met het secretariaat van de VAAN via het telefoonnummer 0343-430600 of via het e-mailadres secretariaat@vaan-arbeidsrecht.nl. Mocht u vragen of opmerkingen hebben over deze nieuwsbrief, dan kunt u mailen naar ar-updates@budh.nl.

Rest ons nog u een bijzonder fijne dag toe te wensen.

Hoge Raad

Hof

Rechtbank