Naar boven ↑

Update

Nummer 50, 2019
Uitspraken van 10-12-2019 tot 18-12-2019
Redactie: prof. mr. dr. A.R. Houweling, mr. L. Kirkpatrick, mr. M. Assenberg van Eijsden, mr. E.L. Eijkelenboom, mr. S.C. Goedhart, mr. C.P. Kuijer, mr. D. Ottevanger, mr. drs. T.J. Post, I.J. Schipper, mr. S.A. Slootweg, mr. S. van der Slot, mr. V. Twilt en mr. S. Wiersma-Helal.

Geachte confrères, collegae, amici en amicae,

Bijgaand treft u weer een nieuwe VAAN AR Update aan. Klik hier om de pdf vanaf de website te downloaden.

AR Annotatie: Arbeidsgerelateerde voorwaarden in het aanbestedingsbestek: wat kan wel en wat kan niet?
Graag wijzen wij u op de nieuwe AR Annotatie van Imke Lintsen bij AR 2019-1048. Imke geeft een mooi overzicht van het juridisch kader bij arbeidsgerelateerde voorwaarden in een aanbestedingsbestek. Zij betrekt in haar analyse in het bijzonder de Detacheringsrichtlijn en Hof van Justitie-rechtspraak om aan te tonen dat het nog niet zo gemakkelijk is ‘zomaar’ allerlei arbeidsrechtelijke regelingen in aanbestedingen te bedingen. Klik hier om de noot te lezen.

Gewijzigd Kennisdocument Premiedifferentiatie WW
Op 16 december is het Kennisdocument Premiedifferentiatie WW geüpdatet. Niet alleen is de eerder gesignaleerde brief met coulanceregeling verwerkt, ook is verduidelijkt wat onder ‘handtekening’ wordt verstaan. Wij citeren: ‘Uiterlijk voor 1 april 2020 dient voor deze werknemers de door beide partijen ondertekende schriftelijke arbeidsovereenkomst of het door beide partijen ondertekende schriftelijke addendum in de loonadministratie aanwezig te zijn en moet daaruit blijken dat de werknemer reeds op uiterlijk 31 december 2019 voor onbepaalde tijd in dienst was. Ook een digitale handtekening volstaat, evenals instemming via de e-mail of in een HR-systeem. Als niet voor 1 april 2020 aan deze voorwaarden is voldaan maar de arbeidsovereenkomst wel voortduurt na 31 maart, is met terugwerkende kracht vanaf 1 januari 2020 alsnog de hoge WW-premie verschuldigd.’ Klik hier om het kennisdocument te raadplegen.

Rechtspraak
Graag wijzen wij u op de volgende uitspraken.

Hoge Raad: mededeling voormalig werkgever over werknemer niet onrechtmatig
In AR 2019-1312 verwerpt de Hoge Raad onder verwijzing naar artikel 81 Wet RO het cassatieberoep van ex-werknemer die Van Landschot (ex-werkgever) aansprakelijk had gesteld voor het verlies van zijn baan bij Rabobank, nadat Van Landschot uitlatingen had gedaan over de integriteit van werknemer als gevolg waarvan werknemer in de proeftijd bij Rabobank is ontslagen. De advocaat-generaal overweegt het volgende. In zijn algemeenheid is uitgangspunt dat een werkgever of ex-werkgever, wanneer hem een referentie over een sollicitant wordt gevraagd, zich tegenover de nieuwe werkgever niet negatief over de sollicitant uitlaat. In de financiële sector ligt dat in zoverre anders dat voor integriteitsgevoelige functies een pre-employmentscreening (afgekort: PES) moet worden uitgevoerd. Onderdeel van het onderzoek naar de betrouwbaarheid van een kandidaat is het verkrijgen van een integriteitsverklaring van vorige werkgevers waarin omtrent de integriteit van de desbetreffende medewerker wordt verklaard. In de onderhavige zaak speelden tal van specifieke omstandigheden van het geval een rol, zoals de ‘aanwijzing’ van DNB aan Van Landschot om Rabobank te informeren, de vraag of Van Landschot geen geheimhouding schond en in hoeverre er een rechtvaardiging voor het in beginsel onrechtmatige gedrag bestond.

Opeenvolgende tijdelijke urenuitbreidingen leiden niet tot toepasselijkheid ketenregeling
Het geschil in AR 2019-1324 draait rond de vraag of onder het regime van de van toepassing zijnde onderwijs-cao VO (2018-2019) door de hiervoor benoemde reeks van tijdelijke urenuitbreidingen op een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd van 0,5 FTE inmiddels een arbeidsovereenkomst met een omvang van 1 FTE voor onbepaalde tijd is ontstaan (de ‘ketenregeling’). De kantonrechter overweegt als volgt. De woorden ‘keten’, ‘reeks’ en ‘opvolgen’ impliceren een lijn in tijd van, van elkaar onderscheiden, eenheden. Van ‘opvolgen’ in de zin van artikel 7:668a lid 1 sub b BW is in beginsel slechts sprake indien de nieuwe arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd aanvangt nadat de eerder overeengekomen bepaalde tijd is verstreken. Indien tijdens de duur van de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd een wijziging in de arbeidsovereenkomst wordt overeengekomen zonder dat de einddatum daarbij later wordt gesteld, zal het van de bedoeling van partijen afhangen of het slechts gaat om een wijziging van de inhoud van de bestaande arbeidsovereenkomst dan wel om een beëindiging van de oude en het aangaan van een (aansluitende/opvolgende) nieuwe arbeidsovereenkomst. Partijen mogen immers bij arbeidsovereenkomsten zowel voor bepaalde als voor onbepaalde tijd nadere afspraken maken en wijzigingen in de bepalingen van die overeenkomsten (de arbeidsvoorwaarden) aanbrengen.

Werkgever handelt niet discriminerend door werknemer op haardracht (paardenstaart) aan te spreken in het kader van representativiteit
In AR 2019-1318 oordeelt het hof dat werkgever van zijn werknemer op grond van artikel 7:660 BW mag verlangen zich representatief te gedragen. Daarbij past een opmerking over de haardracht van werknemer. Van discriminatie in de zin van de AWGB is geen sprake.
Uiteindelijk volgt ontbinding op de g-grond. Dat werknemer tevens OR-lid is, staat aan ontbinding niet in de weg.

Opzegging (met instemming) of beëindiging met wederzijds goedvinden?
In AR 2019-1308 staat de vraag centraal of werknemer heeft ingestemd met een beëindiging met wederzijds goedvinden of dat sprake is van een opzegging en bijgevolg een transitievergoeding verschuldigd is. De kantonrechter oordeelt dat in deze zaak sprake is van beëindiging met wederzijds goedvinden. Van belang is dat werknemer de belangstellingsregistratie in het zogenoemde transitieportaal heeft ingevuld en daarbij zijn keuze heeft aangevinkt, te weten indiensttreding bij een van de drie ‘overnemende partijen’ en daarmee schriftelijk zijn keuze heeft aangegeven. Vervolgens is als gevolg van deze registratie van werknemer de overnemende partij met een concreet aanbod gekomen en heeft werknemer dit aanbod geaccepteerd. Werkgever heeft daarop duidelijk aangegeven dat er een einde aan de arbeidsovereenkomst met werknemer is gekomen met wederzijds goedvinden. Werknemer heeft na ontvangst van deze brief zonder enig protest uitvoering gegeven aan de inhoud van de brief door zijn bedrijfseigendommen bij werkgever in te leveren, akkoord te gaan met de eindafrekening en zijn werkzaamheden voor werkgever te staken, de arbeidsovereenkomst met de overnemende partij te ondertekenen en vervolgens aldaar aan het werk te gaan. Hieruit kan worden afgeleid dat werknemer duidelijk, ondubbelzinnig en schriftelijk heeft ingestemd met de beëindiging van de arbeidsovereenkomst tussen hem en werkgever met wederzijds goedvinden en daarmee akkoord is gegaan met het transitieplan. Voorts is van belang dat het handelen van werkgever was gericht op beëindiging van de arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden.

Toerekening WGA-uitkering bij overgang van onderneming. Civielrechtelijke overgang van onderneming kan toch kwalificeren als een overgang van een deel van de onderneming in sociaalverzekeringsrechtelijke zin
In SZR 2019-0058 komt de Centrale Raad van Beroep terug op eerdere rechtspraak met betrekking tot de toerekening van WGA-uitkeringen aan een eigenrisicodrager bij overgang van onderneming. Met de overgang van het lyceum van vereniging 1 naar de stichting is een deel van de onderneming van vereniging 1, namelijk één school, overgegaan. Vaststaat dat deze overgang van het lyceum van vereniging 1 naar de stichting kwalificeert als een overgang van onderneming in civielrechtelijke zin. Vereniging 1 is bij de overdracht van het lyceum voor het overige, als onderneming met nog andere scholen, blijven bestaan. De Raad oordeelt met een beroep op de wetsgeschiedenis dat om die reden sprake is van de overgang van een deel van de onderneming, als bedoeld in artikel 84, vijfde lid, van de Wet WIA. UWV heeft terecht geoordeeld dat de WGA-lasten bij de vervreemder (vereniging 1) blijven.

Vragen of opmerkingen
Indien u problemen ondervindt met inloggen, kunt u contact opnemen met het secretariaat van de VAAN via het telefoonnummer 0343-430600 of via het e-mailadres secretariaat@vaan-arbeidsrecht.nl. Mocht u vragen of opmerkingen hebben over deze nieuwsbrief, dan kunt u mailen naar ar-updates@budh.nl.

Rest ons nog u een bijzonder fijne dag toe te wensen.

Hoge Raad

Hof

Rechtbank