Naar boven ↑

Update

Nummer 41, 2020
Uitspraken van 08-10-2020 tot 13-10-2020
Redactie: prof. mr. dr. A.R. Houweling, mr. L. Kirkpatrick, mr. M. Assenberg van Eijsden, mr. E.L. Eijkelenboom, mr. S.C. Goedhart, mr. C.P. Kuijer, mr. D. Ottevanger, mr. drs. T.J. Post, I.J. Schipper, mr. S.A. Slootweg, mr. S. van der Slot, mr. V. Twilt en mr. S. Wiersma-Helal.

Geachte confrères, collegae, amici en amicae,

Bijgaand treft u weer een nieuwe VAAN AR Update aan. Klik hier om de pdf vanaf de website te downloaden.

NOW 3.0 gepubliceerd
In Staatscourant 2020, 52209 is de NOW 3.0 gepubliceerd. Daags na publicatie van NOW 3.0 is er een aanvullend accountantsprotocol gepubliceerd ten behoeve van de verslaglegging NOW 1.

Rechtspraak
Graag wijzen wij u op de volgende uitspraken.

HvJ EU: verschil in beloning tijdelijk en vast aangestelde gepensioneerde academici op basis van ius promovendi in strijd met non-discriminatiegebod Richtlijn tijdelijke arbeidsovereenkomsten
In AR 2020-1206 oordeelt het Hof van Justitie EU over de vraag of er sprake is van verboden onderscheid op grond van leeftijd dan wel tijdelijkheid, door academici met een ius promovendi (promoteres) wel voor onbepaalde tijd aan te stellen en hoger te belonen, terwijl academici zonder ius promovendi bij het bereiken van de pensioenleeftijd enkel op tijdelijke basis en tegen lagere bezoldiging mogen doorwerken. Het Hof oordeelt dat van een verboden onderscheid op grond van leeftijd geen sprake is, nu de maatmangroep op een zelfde wijze wordt behandeld en het onderscheid in beloning kennelijk voortvloeit uit de aanstellingstaak (wel of geen ius promovendi). Wat het verboden onderscheid in arbeidsvoorwaarden vast en tijdelijk betreft, oordeelt het Hof dat de verwijzingsrechter moet oordelen of in de praktijk sprake is van ‘soortgelijke werkzaamheden’. Indien dit het geval is, dan mogen louter budgettaire overwegingen geen rechtvaardiging voor het verschil in beloning opleveren.

Coronacrisis geen excuus om geen nieuwe OR-verkiezingen te organiseren
In AR 2020-1205 verzoeken FNV en CNV strikte handhaving van de zittingstermijn van een OR. Vanwege de coronacrisis hadden de OR en ASML besloten de zittingstermijn van de huidige OR met een half jaar te verlengen (althans de verkiezingen een half jaar uit te stellen). Daarmee zou de OR niet langer meer het mandaat van de werknemers hebben en bovendien de plek bezet houden voor nieuwe kandidaten, aldus de vakbonden. De kantonrechter geeft de bonden gelijk en oordeelt dat medezeggenschap in de samenleving een belang inneemt dat strikt moet worden gehandhaafd. De OR en ASML worden bevolen nieuwe verkiezingen te (helpen) organiseren. Het verzochte verbod geen besluiten ex artikel 25 en 27 WOR in de demissionaire fase te nemen, wordt afgewezen. Geen medezeggenschap is erger dan beperkte medezeggenschap, aldus de rechter.

Advocaat-generaal: cao Voortgezet Onderwijs maakt verboden onderscheid op grond van geslacht bij samenloop vakantieverlof en zwangerschapsverlof
Vorige week is de conclusie van A-G De Bock verschenen naar aanleiding van de prejudiciële vragen van de Ktr. Den Haag (AR 2020-0028). In de cao voor het voortgezet onderwijs is bepaald dat vakantieverlof alleen kan worden genoten tijdens specifieke periodes, namelijk de schoolvakanties en vijf extra aangewezen dagen. Dit leidt ertoe dat de docente die zwangerschaps- en bevallingsverlof geniet in een periode waarin ook één of meer schoolvakanties vallen, dat vakantieverlof niet kan opnemen (met uitzondering van verlof dat in de zomervakantie valt). Is hier sprake van verboden onderscheid op grond van geslacht? De A-G concludeert dat op grond van onder meer het Gomez-arrest de cao-bepalingen een verboden onderscheid op grond van geslacht maken en derhalve nietig zijn. Klik hier om de conclusie te lezen.

Beroep op dwaling slaagt doordat werkgeefster werknemer bij het aangaan van de beëindigingsovereenkomst niet in kennis heeft gesteld van de reorganisatieplannen en bijbehorende beëindigingsregeling
In AR 2020-1190 oordeelt het hof dat werknemer met succes de beëindigingsovereenkomst heeft vernietigd wegens dwaling en aanspraak maakt op een beëindigingsvergoeding. Het hof oordeelt dat van een zorgvuldig werkgever mag worden verwacht dat hij zich de gerechtvaardigde belangen van werknemer aantrekt en de werknemer bij het sluiten van een beëindigingsovereenkomst zou helpen zijn wil te bepalen op basis van volledige informatie, in het bijzonder met betrekking tot de nabije toekomst van werkgever. Als zou moeten worden geoordeeld dat het werkgever in verband met het feit dat hij de ondernemingsraad nog niet om advies had gevraagd niet vrijstond werknemer mee te delen dat de buitendienst zou worden afgestoten en dat de daartoe behorende werknemers zouden moeten afvloeien (in welk geval het hun toekennen van een beëindigingsvergoeding in de rede lag), dan had hij werknemer ten minste in overweging moeten geven om vanwege toekomstige ontwikkelingen binnen werkgever, waarover werkgever werknemer thans nog geen mededelingen kon doen, op dit moment af te zien van het sluiten van een beëindigingsovereenkomst.

Onjuiste mededeling over diploma levert geen dringende reden op: ontbreken diploma maakt arbeidsovereenkomst niet inhoudsloos
In AR 2020-1199 oordeelt het hof dat een vermelding in het cv ‘V.I.G. Niv. 3 – behaald’, wat achteraf onjuist blijkt, geen dringende reden voor ontslag oplevert. Hoewel dit mogelijk een grond voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst zou hebben opgeleverd, is het hof van oordeel dat de onjuiste vermelding gezien de door werkneemster onbetwist aangevoerde omstandigheden geen dringende reden voor ontslag op staande voet vormt, in het bijzonder omdat niet is gebleken dat werkneemster onbekwaam zou zijn voor de werkzaamheden die zij uit hoofde van haar functie heeft moeten verrichten. Ook is niet gesteld of gebleken dat werkneemster verboden medische of verpleegtechnische handelingen heeft verricht, in de zorg voor haar cliënten is tekortgeschoten of dat zij hun belangen anderszins heeft geschaad.

Essentialia van de overeenkomst: ontbreken VOG in casu geen ‘essentieel onderdeel van de arbeidsovereenkomst’
In AR 2020-1201 staat de principiële vraag centraal of tussen partijen een arbeidsovereenkomst tot stand is gekomen. Het beschikken over een VOG is op grond van de Wet op het primair onderwijs een essentieel element om invulling te kunnen en mogen geven aan de arbeidsovereenkomst en partijen waren zich daarvan bewust. Omdat werkgever evenwel bij herhaling de VOG heeft opgevraagd, kan in dit geval een ‘te late aanlevering’ niet leiden tot de conclusie dat er geen arbeidsovereenkomst tot stand is gekomen.

Vragen of opmerkingen
Indien u problemen ondervindt met inloggen, kunt u contact opnemen met het secretariaat van de VAAN via het telefoonnummer 0343-430600 of via het e-mailadres secretariaat@vaan-arbeidsrecht.nl. Mocht u vragen of opmerkingen hebben over deze nieuwsbrief, dan kunt u mailen naar ar-updates@budh.nl.

Rest ons nog u een bijzonder fijne dag toe te wensen.

Hof van Justitie van de Europese Unie

Hof

Rechtbank