Naar boven ↑

Update

Nummer 44, 2020
Uitspraken van 28-10-2020 tot 03-11-2020
Redactie: prof. mr. dr. A.R. Houweling, mr. L. Kirkpatrick, mr. M. Assenberg van Eijsden, mr. E.L. Eijkelenboom, mr. S.C. Goedhart, mr. C.P. Kuijer, mr. D. Ottevanger, mr. drs. T.J. Post, I.J. Schipper, mr. S.A. Slootweg, mr. S. van der Slot, mr. V. Twilt en mr. S. Wiersma-Helal.

Geachte confrères, collegae, amici en amicae,

Bijgaand treft u weer een nieuwe VAAN AR Update aan. Klik hier om de pdf vanaf de website te downloaden.

Rechtspraak
Graag wijzen wij u op de volgende uitspraken.

Nakoming ‘doorvliegovereenkomst’ Transavia-piloten wegens Covid-19 onaanvaardbaar
In AR 2020-1310 beoordeelt de rechter of uit de cao-bepaling kan worden afgeleid dat tussen gepensioneerde vliegers en Transavia een ‘doorvliegovereenkomst’ tot stand is gekomen (na pensionering nog twee jaar doorvliegen). Op grond van de cao-norm beantwoordt de rechter deze vraag ontkennend (wegens ontbreken van een schriftelijke overeenkomst). Voor het geval veronderstellenderwijs ervan wordt uitgegaan dat tussen de Vliegers en Transavia wél doorvliegovereenkomsten tot stand zijn gekomen, oordeelt de voorzieningenrechter dat het intreden van de Coronacrisis meebrengt dat sprake is van zodanig onvoorzienbare omstandigheden dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn dat de Vliegers nakoming van die overeenkomsten zouden mogen verwachten. Ter zitting heeft Transavia, mede aan de hand van de door haar overgelegde producties, voldoende aannemelijk gemaakt dat de luchtvaartwereld op dit moment in ernstige mate in haar bedrijfsvoering wordt bedreigd. Hierbij heeft Transavia erop gewezen dat zij momenteel doende is in de volle breedte van de onderneming op kosten van werknemers te bezuinigen. De Vliegers zijn derhalve niet de enige groep die door bezuinigingsmaatregelen van Transavia worden getroffen.

Hof: opzegging met toestemming UWV moet schriftelijk (hard vereiste)
In AR 2020-1304 oordeelt het hof dat het schriftelijkheidsvereiste ex artikel 7:671a lid 6 BW een ‘hard vereiste’ is. Of de werkgever na verkregen toestemming van het UWV daadwerkelijk gebruikmaakt van die bevoegdheid, moet hij schriftelijk aan de werknemer kenbaar maken. De opzeggingsbrief van 17 mei 2019 is schriftelijk en vermeldt de reden van opzegging. Werknemer betwist echter deze brief te hebben ontvangen. Het bewijsaanbod van werkgever is niet gericht op (tijdige) ontvangst van de brief. Voor het hof is daarom het uitgangspunt dat werknemer de opzeggingsbrief niet tijdig heeft ontvangen. Er is derhalve niet tijdig schriftelijk, aldus niet rechtsgeldig, opgezegd per 1 september 2019.

Managementovereenkomst na arbeidsovereenkomst: werknemer of niet?
In AR 2020-1293 en AR 2020-1294 staat de klassieke kwalificatievraag centraal. Ditmaal in de context dat werknemers lang bij de werkgever werkzaam zijn geweest en zich vervolgens als ‘ondernemers’ en potentiële overnamekandidaten van het bedrijf via een eigen vennootschap op basis van een overeenkomst van opdracht laten inlenen. De arbeidsovereenkomsten zijn per 1 januari 2020 geëindigd, afgerekend en afgewikkeld. Werkers sturen voortaan facturen. In april 2020 ontstaat een conflict en worden de overeenkomsten alsmede de koepelovereenkomst van koop onderneming opgezegd/ontbonden. Naar het oordeel van de kantonrechter is geen sprake van een arbeidsovereenkomst, zodat de zaak moet worden doorverwezen naar de rechtbank.

Ontbindende voorwaarde niet rechtsgeldig nu materiële werkgever invloed uitoefent op invulling voorwaarde
In AR 2020-1283 oordeelt de kantonrechter dat een ontbindende voorwaarde in een uitzendovereenkomst, inhoudende dat de arbeidsovereenkomst van rechtswege eindigt zodra en indien de inlener de opleidingsovereenkomst met de stagiair beëindigt, niet rechtsgeldig is. Hoewel het uitzendbureau weliswaar geen invloed uitoefent op de invulling van de ontbindende voorwaarde, doet de materiële werkgever dit wel en dat is (eveneens) in strijd met het wettelijk stelsel.

Gemeenteambtenaar handelt verwijtbaar door dienstauto uit te lenen aan dochter van goede vriend: e-grond met gedeeltelijke transitievergoeding
In AR 2020-1292 oordeelt de kantonrechter dat van een senior gemeenteambtenaar verwacht mag worden zich bewust te zijn van de ‘dienstautoregeling’ temeer daar hij kort voor de overtreding nogmaals op deze regeling is gewezen. Door bovendien geen openheid van zaken te geven handelt de werknemer niet integer en daarmee verwijtbaar in de zin van de e-grond. Vanwege deze grove fout, maar verder een lang dienstverband, bestaat aanleiding de transitievergoeding gedeeltelijk toe te wijzen.

Hof: werkgever kan niet worden verplicht slapend dienstverband van voor 1 juli 2015 te beëindigen
In AR 2020-1287 oordeelt het hof dat uit de Xella-beschikking niet valt af te leiden dat een werkgever het slapend dienstverband moet beëindigen ook als er geen compensatie is. De overweging in 2.7.2 van de Xella-beslissing dat ‘voor de hoogte van die vergoeding niet dient te worden aangesloten bij de hoogte van het bedrag dat de werkgever ingevolge de compensatieregeling op het UWV kan verhalen’ leidt, anders dan de kantonrechter oordeelde en werknemer meent, niet tot de verplichting van werkgever om ook mee te werken aan beëindiging van het dienstverband als hij geen compensatie ontvangt. Uit het vervolg van die overweging blijkt dat de strekking ervan is dat als een werkgever op basis van de wettelijke regeling een hogere transitievergoeding zou moeten betalen dan hij via de compensatieregeling vergoed krijgt, hij zich daar niet op kan beroepen ter beperking van zijn betalingsverplichting. Die overweging gaat er dus echter wel van uit dát aanspraak bestaat op compensatie.

In AR 2020-1273 oordeelt de kantonrechter dat voor de berekening van de hoogte van de Xella-vergoeding het niet uitmaakt of wordt opgezegd of met wederzijds goedvinden wordt beëindigd. De hoogte is namelijk de vergoeding zoals die gold bij einde wachttijd 104 weken.

Vragen of opmerkingen
Indien u problemen ondervindt met inloggen, kunt u contact opnemen met het secretariaat van de VAAN via het telefoonnummer 0343-430600 of via het e-mailadres secretariaat@vaan-arbeidsrecht.nl. Mocht u vragen of opmerkingen hebben over deze nieuwsbrief, dan kunt u mailen naar ar-updates@budh.nl.

Rest ons nog u een bijzonder fijne dag toe te wensen.

Hof

Rechtbank