Naar boven ↑

Update

Nummer 41, 2022
Uitspraken van 05-10-2022 tot 11-10-2022
Redactie: prof. mr. dr. A.R. Houweling, mr. L. Kirkpatrick, mr. M. Assenberg van Eijsden, mr. E.L. Eijkelenboom, mr. S.C. Goedhart, mr. C.P. Kuijer, mr. D. Ottevanger, mr. drs. T.J. Post, I.J. Schipper, mr. S.A. Slootweg, mr. S. van der Slot, mr. V. Twilt en mr. S. Wiersma-Helal.

Geachte confrères, collegae, amici en amicae,

Bijgaand treft u weer een nieuwe VAAN AR Update aan. Klik hier om de pdf vanaf de website te downloaden.

Rechtspraak
Graag wijzen wij u op de volgende uitspraken.

HR: ontslag docente na publicatie kritisch boek over onderwijs is in strijd met artikel 10 EVRM
In AR 2022-1113 oordeelt de Hoge Raad over de vraag of het ontslag (g-grond) van werkneemster nadat zij een (kritisch) boek over gepersonaliseerd onderwijs had gepubliceerd, in strijd is met artikel 10 EVRM (vrijheid van meningsuiting). De Hoge Raad oordeelt dat de publicatie van het door werkneemster geschreven boek onder het mede door artikel 10 EVRM beschermde recht op vrijheid van meningsuiting valt. Volgens de vaste rechtspraak van het EHRM is van een inmenging in de vrijheid van meningsuiting niet alleen sprake bij een publicatieverbod, maar ook indien aan een uiting sancties van strafrechtelijke, arbeidsrechtelijke, privaatrechtelijke of tuchtrechtelijke aard worden verbonden. Een verzoek in rechte tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst kan als een zodanige sanctie van arbeidsrechtelijke aard worden aangemerkt. Uit de rechtspraak van het EHRM kan worden afgeleid dat bij de beantwoording van de vraag of causaal verband aanwezig is tussen een uiting en een sanctie, moet worden gelet op het geheel van gebeurtenissen vanaf de uiting tot aan het opleggen van de sanctie, in hun onderlinge samenhang. Het hof heeft vastgesteld dat het ontbindingsverzoek een reactie vormt op de gevolgen die de inhoud van het boek heeft voor de interne verhoudingen en werkrelaties. Deze vaststelling laat geen andere conclusie toe – mede in het licht van het geheel van gebeurtenissen vanaf de publicatie van het boek tot aan (eerst) de schorsing van werkneemster en (vervolgens) de indiening van het ontbindingsverzoek – dan dat causaal verband bestaat tussen de publicatie van het boek en het ontbindingsverzoek, en daarmee dat het ontbindingsverzoek een inmenging in de vrijheid van meningsuiting oplevert.

HR: aanzegvergoeding steeds verschuldigd bij niet-inachtneming van de schriftelijkheidseis, ook indien voor de werknemer duidelijk was dat de arbeidsovereenkomst niet zou worden voortgezet of de werknemer geen nadeel lijdt
In AR 2022-1124 oordeelt de Hoge Raad over de vraag of het niet schriftelijk aanzeggen onder omstandigheden verschoonbaar is (en de werkgever dus geen aanzegvergoeding verschuldigd is). In casu had werkgever tijdig, mondeling, aangegeven het contract niet te verlengen en had werknemer ander werk gevonden waardoor er geen materieel nadeel is geleden. Het hof oordeelde dat geen sprake was van een onaanvaardbare vordering van werknemer tot betaling van de aanzegvergoeding. De Hoge Raad overweegt als volgt. De regeling van de aanzegplicht in artikel 7:668 BW is van dwingend recht. Die bepaling beoogt de positie van de werknemer met een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd aldus te versterken dat hij door middel van een schriftelijke aanzegging tijdig duidelijkheid verkrijgt over het al dan niet voortzetten van zijn arbeidsovereenkomst. Daarbij heeft de wetgever er bewust voor gekozen dat de werkgever die de plicht tot schriftelijke aanzegging niet naleeft, de aanzegvergoeding verschuldigd is.
Uit een en ander valt af te leiden dat de aanzegvergoeding mede het karakter heeft van prikkel tot naleving van de plicht tot schriftelijke aanzegging. Met dat karakter strookt om aan te nemen dat de aanzegvergoeding steeds verschuldigd is bij niet-inachtneming van de schriftelijkheidseis, ook indien voor de werknemer langs andere weg duidelijk was dat de arbeidsovereenkomst niet zou worden voortgezet of de werknemer geen nadeel heeft geleden door het niet naleven van de schriftelijkheidseis. In het licht van het voorgaande is het middel ongegrond.

HR: vordering nabetaling ORT-toeslag over vakantieloon naast 0,5% cao compensatie, kan onder omstandigheden in strijd zijn met artikel 6:248 lid 2 BW
In AR 2022-1123 staat het cassatieberoep in de ORT-Trigion-zaak centraal. In de cao was op enig moment bepaald dat de onregelmatigheidstoeslag (ORT) geen onderdeel meer uitmaakt van het vakantieloon. Een aantal jaren later is ORT weer onderdeel geworden van het vakantieloon, omdat dit uit HvJ EU-rechtspraak volgde. In diezelfde cao is een compensatie in de vorm van 0,5% extra loonsverhoging opgenomen. De centrale vraag is of het alsnog vorderen van nabetaling van niet-genoten ORT-compensatie over het vakantieloon in deze context naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. De A-G concludeert dat in casu het oordeel van het hof (geen strijdigheid met art. 6:248 lid 2 BW) niet onbegrijpelijk is. En passant overweegt de A-G dat het tegenovergestelde oordeel van het hof ook had gekund en evenmin in cassatie tot een ander uitkomst had geleid vanwege de waardering van feitelijke aard. De Hoge Raad verwerpt het cassatieberoep onder verwijzing naar artikel 81 Wet RO.

Weigering camera hele dag aan te zetten op laptop thuiswerker rechtvaardigt geen ontslag op staande voet: strijdigheid met artikel 8 EVRM leidt tot € 50.000 billijke vergoeding
In AR 2022-1119 oordeelt de kantonrechter dat geen sprake is van rechtsgeldig ontslag op staande voet. Naast het ontbreken van een duidelijke mededeling van de ontslagreden, kan het herhaaldelijk weigeren van werknemer de camera van zijn computer de hele dag aan te zetten terwijl hij thuiswerkt geen dringende reden vormen. Aan het observeren van werknemers zijn strenge voorwaarden verbonden. Het EHRM overweegt dat cameratoezicht moet worden beschouwd als een aanzienlijke inbreuk op het privéleven van de werknemer en om die reden is het EHRM van oordeel dat sprake is van een inmenging in de zin van artikel 8 EVRM. Hoewel artikel 8 EVRM in beginsel alleen werking heeft in de verhouding tussen een staat en zijn burgers, kan onder omstandigheden ook in een privaatrechtelijke arbeidsverhouding de werknemer een beroep op dit grondrecht doen. Daarvan is in dit geval sprake. Toen werknemer aangaf dat hij zich ongemakkelijk voelde wanneer hij de gehele dag zijn camera aan zou moeten laten staan, antwoordde werkgever dat het niet anders was dan wanneer werknemer fysiek in een kantooromgeving door iedereen zou worden gezien. In dat geval zou werknemer enkel worden geobserveerd en zouden van hem geen opnames worden gemaakt, zodat geen sprake zou zijn van verwerking van gegevens. Nu die bescherming bij louter observeren van de werknemer ontbreekt, kan de rechtmatigheid van dit observeren van werknemer rechtstreeks aan artikel 8 EVRM worden getoetst. Die toets leidt tot het oordeel dat werkgever heeft gehandeld in strijd met het recht op respect voor zijn privéleven, zonder dat daarvoor een gerechtvaardigde grond bestaat. Aldus is geen sprake van het weigeren door werknemer, zodat hierin evenmin een dringende reden voor het ontslag op staande voet is gelegen.

Hof: protesteren tegen standplaatswijziging (480 km) is geen ondubbelzinnige verklaring niet mee over te willen gaan naar de verkrijger
In AR 2022-1105 en AR 2022-1106 zien we het hoger beroep in de Nature’s Choice/Tinti-zaken. Werknemers van Nature’s Choice werden geconfronteerd met een standplaatswijziging van ruim 480 km (enkele reisafstand) als gevolg van overplaatsing van de productielijn. Werknemers stelden zich op het standpunt dat sprake was van een aanmerkelijke verslechtering van hun arbeidsvoorwaarden. Het hof overweegt onder meer dat uit het protest van werknemer voortaan bijna 500 km extra reisafstand af te leggen, geen ondubbelzinnige verklaring kan worden afgeleid dat werknemer niet mee over wenst te gaan. De kantonrechter heeft het verzoek jegens de verkrijger dan ook ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard. Werknemer heeft recht op loon tot einde arbeidsovereenkomst en transitievergoeding. Ook heeft werknemer recht op schadevergoeding wegens schending informatieplicht. In de andere zaak oordeelt het hof dat werknemer recht heeft op compensatie voor de opzegtermijn (Juuri-arrest).

Gedeeltelijke vernietiging beëindigingsovereenkomst wegens onjuiste inlichtingen werkgever over ingangsdatum WW
In AR 2022-1109 oordeelt de kantonrechter dat werkgever werknemer verkeerd heeft ingelicht over het moment van aanspraak op WW. De gehele vernietiging van de beëindigingsovereenkomst wegens dwaling acht de kantonrechter naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar. De beëindigingsovereenkomst wordt daarom gedeeltelijk vernietigd (wijziging einddatum).

Crisp valt als onlinesupermarkt onder de werkingssfeer van Bedrijfstakpensioenfonds voor het Levensmiddelenbedrijf
Crisp biedt via haar app een verscheidenheid aan levensmiddelen aan, die online kunnen worden besteld en thuis worden bezorgd. Zij heeft ongeveer 900 medewerkers in dienst. Anders dan Crisp betoogt, impliceert de tekst van het Verplichtstellingsbesluit niet dat een virtuele inrichting altijd gekoppeld dient te zijn aan een fysieke supermarkt. Een webwinkel in levensmiddelen zoals die van Crisp valt dus onder de werkingssfeer. Het Verplichtstellingsbesluit bepaalt dat de verplichtstelling niet geldt voor werknemers die verplicht zijn tot deelneming in een ander bedrijfstakpensioenfonds. Volgens Crisp is er mogelijk samenloop met de deelneming in het Bpf voor het Beroepsvervoer over de weg. Het is echter onaannemelijk dat er samenloop zou zijn, nu Crisp inmiddels vier jaar geleden is opgericht en er geen enkele aanwijzing is dat een ander pensioenfonds verplichte deelneming claimt. Crisp heeft bovendien een eigen pensioenregeling opgezet en haar werknemers niet bij een ander bedrijfspensioenfonds aangemeld, aldus de kantonrechter in AR 2022-1122.

Vragen of opmerkingen
Indien u problemen ondervindt met inloggen, kunt u contact opnemen met het secretariaat van de VAAN via het telefoonnummer 0343-430600 of via het e-mailadres secretariaat@vaan-arbeidsrecht.nl. Mocht u vragen of opmerkingen hebben over deze nieuwsbrief, dan kunt u mailen naar ar-updates@budh.nl.

Rest ons nog u een bijzonder fijne dag toe te wensen.

Hoge Raad

Hof

Rechtbank