Naar boven ↑

Update

Nummer 13, 2025
Uitspraken van 20 maart 2025 tot 26 maart 2025
Redactie: prof. mr. dr. A.R. Houweling, mr. L. Kirkpatrick, mr. M. Assenberg van Eijsden, mr. E.L. Eijkelenboom, mr. S.C. Goedhart, mr. C.P. Kuijer, mr. D. Ottevanger, mr. drs. T.J. Post, I.J. Schipper, mr. S.A. Slootweg, mr. S. van der Slot, mr. V. Twilt en mr. S. Wiersma-Helal.

Geachte confrères, collegae, amici en amicae,

Bijgaand treft u weer een nieuwe VAAN AR Update aan. Klik hier om de pdf vanaf de website te downloaden.

Rechtspraak
Graag wijzen wij u op de volgende uitspraken.

HR: aanvang verjaringstermijn vordering pensioenfonds afhankelijk van opeisbaarheid vordering op grond van artikel 26 Pw (uiterste betaaltermijn)
In AR 2025-0372 oordeelt de Hoge Raad over de vraag wanneer de verjaringstermijn aanvangt bij een vordering van een bedrijfstakpensioenfonds op de werkgever. De Hoge Raad overweegt dat op deze vorderingen artikel 3:308 BW (vijf jaar verjaringstermijn) van toepassing is. De verjaring start op de dag nadat de vordering opeisbaar is. Volgens de Hoge Raad stelt artikel 26 Pensioenwet uiterste betaalmomenten vast. Dit is ook het moment waarop de vordering opeisbaar wordt en de verjaringstermijn aanvangt. Voor een langere periode dan vijf jaar is slechts ruimte indien de werkgever opzettelijk het bestaan van de premievordering of de opeisbaarheid daarvan voor het bedrijfstakpensioenfonds verborgen heeft gehouden. 

A-G: permanente uitzending (dertien jaar) is in strijd met vereiste van tijdelijkheid
In ECLI:NL:PHR:2025:356 concludeert A-G De Bock dat het Hof Den Haag onvoldoende onderbouwing heeft gegeven in de Upfield Sourcing-zaak  waarom dertien jaar achtereenvolgens gebruik te maken van dezelfde inleenkracht, niet meer is dan tijdelijke noodzakelijkheid (en dus geen misbruik van uitzendkrachten oplevert). De behoefte aan steeds een flexibele kracht (manusje van alles) is onvoldoende. De A-G schetst de achtergrond van de Uitzendrichtlijn en EU-rechtspraak, alsmede de Nederlandse uitzendgeschiedenis (waaronder de aanvankelijke beperking van tijdelijkheid tot zes maanden). In het tiende hoofdstuk gaat zij in op de mogelijkheid van een (vast) dienstverband met de inlener. Hoewel afhankelijk van de omstandigheden van het geval, bepleit de A-G dat een dienstverband met de inlener wegens overschrijding van het tijdelijkheidsvereiste niet per se in strijd hoeft te zijn met ABN Amro/Malhi. To be continued!

A-G: Beroepsopleiding advocatuur is noodzakelijke scholing ex artikel 7:611a lid 1 BW en daarmee verplichte kosteloze scholing op grond van lid 2
In ECLI:NL:PHR:2025:355  concludeert A-G Drijber dat het nauwelijks twijfel kan lijden dat de Beroepsopleiding Advocaten (BA) voor advocaat-stagiairs is aan te merken als ‘noodzakelijke opleiding’ in de zin van artikel 7:611a lid 1 BW. Iedere advocaat-stagiair is verplicht om de BA te volgen. Het niet kunnen volgen van de BA leidt ertoe dat na drie jaar geen stageverklaring als bedoeld in artikel 9b lid 5 Advocatenwet of een bewijs dat met gunstig gevolg het in artikel 9c Advocatenwet bedoelde examen is afgelegd, kan worden overgelegd. Dat heeft tot gevolg dat de advocaat-stagiair van het tableau wordt geschrapt en dus niet meer het beroep van advocaat kan uitoefenen. Met de verplichting van de advocaat-stagiair de BA te volgen is onlosmakelijk verbonden de verplichting van de werkgever om de advocaat-stagiair in de gelegenheid te stellen (tijdens kantooruren, met behoud van salaris) de BA te volgen. In punt 5.16 maakt de A-G nog een overweging over PO-punten. Vanwege het generieke karakter van deze opleidingseis kan niet op voorhand worden gezegd dat elke cursus ‘kosteloos’ moet worden aangeboden.

Ktr.: artikel 2b Wfw geldt voor atypische arbeidsverhoudingen, een werknemer met een 36 uur per week tijdelijk contract kan geen bescherming aan artikel 2b Wfw ontlenen
In AR 2025-0352 oordeelt de kantonrechter over de reikwijdte van artikel 2b Wfw. Artikel 2b Wfw bepaalt dat een werknemer met ten minste 26 weken anciënniteit een verzoek kan indienen voor  voorspelbaardere en zekerdere arbeidsvoorwaarden. Als de werkgever niet binnen een maand gemotiveerd reageert, wordt het verzoek automatisch ingewilligd. Artikel 2b Wfw is, aldus de rechter, bedoeld voor werknemers met 'atypische' vormen van werk, zoals oproepkrachten en platformwerkers. Werknemer heeft een 'voorspelbaar contract voor 36 uur per week', dat niet onder deze regeling valt.

Ktr.: g-grond in overwegende mate te wijten aan werkgever die onervaren werkneemster als leidinggevende aanstelt en de situatie op haar beloop laat
In AR 2025-0355 oordeelt de kantonrechter over het ontbindingsverzoek op de e-g-i-grond dat de directieve aansturing van werkneemster als leidinggevende geen verwijtbaar handelen oplevert, maar eerder is gelegen in ‘onkunde’ (beperkte set aan interventiemogelijkheden). Omdat de relatie met de werkvloer wel verstoord is geraakt, wordt de arbeidsovereenkomst ontbonden op de g-grond. Daarbij oordeelt de kantonrechter dat er sprake is van ernstig verwijtbaar handelen van de werkgever, omdat hij werkneemster zonder ervaring als leidinggevende heeft aangesteld en vervolgens alles op zijn beloop heeft gelaten.

Vragen of opmerkingen
Indien u problemen ondervindt met inloggen, dan kunt u contact opnemen met het secretariaat van de VAAN via het e-mailadres secretariaat@vaan-arbeidsrecht.nl. Mocht u vragen of opmerkingen hebben over deze nieuwsbrief, dan kunt u mailen naar juridisch@boom.nl.

Rest ons nog u een bijzonder fijne dag toe te wensen.

Hoge Raad

Hof

Rechtbank