Naar boven ↑

Update

Nummer 32, 2017
Uitspraken van 02-08-2017 tot 06-08-2017
Redactie: prof. mr. dr. A.R. Houweling, mr. L. Kirkpatrick, mr. M. Assenberg van Eijsden, mr. E.L. Eijkelenboom, mr. S.C. Goedhart, mr. C.P. Kuijer, mr. D. Ottevanger, mr. drs. T.J. Post, I.J. Schipper, mr. S.A. Slootweg, mr. S. van der Slot, mr. V. Twilt en mr. S. Wiersma-Helal.

Rechtspraak
Graag wijzen wij u op de volgende uitspraken.

Artikel 7:673 lid 4 BW (transitievergoeding en opvolgend werkgeverschap) heeft onmiddellijke werking
Het Hof Amsterdam oordeelt in AR 2017-964 – zie genuanceerder Hof Den Bosch in AR 2017-0278 – dat artikel 7:673 lid 4 BW onmiddellijke werking heeft. Anders dan voor artikel 7:668a BW, waarvoor het overgangsrecht is geregeld in artikel XXIIe, ontbreekt ten aanzien van artikel 7:673 lid 4 BW specifiek overgangsrecht. Dit betekent dat artikel 7:673 lid 4 BW met onmiddellijke ingang in werking is getreden. Dat is ook te begrijpen, nu iedere beëindiging van een dienstverband na 1 juli 2015, waarbij aan de in artikel 7:673 BW gestelde voorwaarden wordt voldaan, de werknemer aanspraak geeft op een transitievergoeding, ook voor zover de hoogte daarvan gedeeltelijk wordt bepaald door een diensttijd die (ver) vóór 1 juli 2015 ligt. De invoering van artikel 7:673 BW bracht derhalve voor werkgevers in het algemeen nieuwe verplichtingen met zich waar zij voordien niet op hadden gerekend. De enkele omstandigheid dat de hoogte van de transitievergoeding in het onderhavige geval wordt bepaald door aansluitende dienstverbanden bij werkgevers die als elkaars opvolger zijn aan te merken, maakt dat niet anders. Het beroep op toepasselijkheid van een overgangsbepaling als uitdrukkelijk geschreven voor 7:668a lid 1 BW, die door middel van een soort reflexwerking ook zou gelden voor artikel 7:668a lid 2 BW en vanwege het daarin voorkomende begrip ‘opvolgend werkgever’ dan ook voor artikel 7:673 BW, gaat niet op. De strekking van die overgangsbepaling kenmerkt zich hierdoor dat aan werkgevers de gelegenheid werd geboden desgewenst te ‘ontkomen’ aan de werking van de nieuwe bepaling, waarbij immers ook onderbroken dienstverbanden voor een langere periode dan (voorheen) drie maanden (thans zes maanden) als rechtsgevolg hadden dat een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd zou/was ontstaan. Dat gevolg met terugwerkende kracht werd door de wetgever niet wenselijk geacht. Het hof verwijst daartoe nog naar de Kamerstukken II 2013/14, 33 818 nr. 3 (MvT), p. 128-129, waarin de nadruk lag op de door de wetgever ongewenste geachte situatie dat een arbeidsovereenkomst die vóór 1 juni 2015 nog was aan te merken als voor bepaalde tijd met terugwerkende kracht geconverteerd zou worden in een voor onbepaalde tijd. Dat de in aanmerking te nemen diensttijd van werknemer voor de toepassing van het huidige artikel 7:673 BW en de daaruit voortvloeiende verschuldigdheid van een transitievergoeding anders is dan waar Tzorg in 2012 rekening mee had kunnen houden, is niet uitzonderlijk omdat het verschuldigd worden van een transitievergoeding als gevolg van het nieuwe recht in beginsel voor alle werkgevers geldt.

Herplaatsing binnen concern: hoge unieke functie en niet solliciteren op lagere functies maakt herplaatsingsinspanning van werkgever voldoende
In AR 2017-974 oordeelt het hof dat onder omstandigheden, nl. het vervallen van een unieke functie en het niet solliciteren op een lagere functie (die inhoudelijk de meeste raakvlakken heeft met de oude functie), geldt dat niet snel kan worden aangenomen dat werkgeefster niet aan haar herplaatsingsverplichtingen heeft voldaan; er zijn nu eenmaal veel minder passende functies op een hoger functieniveau binnen een onderneming voorhanden dan op lagere niveaus. Het hof acht het ook voldoende onderbouwd dat werkgeefster aan haar onderzoeksverplichting binnen het concern heeft voldaan.

D-grond: van manager mag verwacht worden dat zij aan de hand van feedback zelf een verbeterplan opstelt
In AR 2017-980 oordeelt de rechter dat van een hooggeplaatste werkneemster (in casu een manager) verwacht mag worden dat zij aan de hand van feedback zelf met een verbeterplan komt. Uit dat verbeterplan moet allereerst blijken dat zij begrijpt en ook erkent dat op bepaalde vlakken verbetering van functioneren nodig is en dat zij gemotiveerd is die verbeterpunten daadwerkelijk op te pakken. Nu beide punten onvoldoende zijn nagekomen, is voldaan aan de d-grond.

Eenzijdige functiewijziging van Chef Bediening naar Medewerker Bediening vanwege drugsgebruik tijdens bedrijfsuitje
In AR 2017-969 oordeelt de rechter dat de eenzijdige functiewijziging en verlaging van het salaris gerechtvaardigd is. Werknemer heeft door drugs te gebruiken tijdens de terugreis van een bedrijfsuitje niet alleen in strijd gehandeld met de geldende regels binnen de organisatie van werkgever, maar bovendien is zijn gezag zodanig ernstig in geding gekomen, dat hij (op dit moment) niet meer als leidinggevende terug kan keren binnen de organisatie.

Schorsing als (arbeids)tuchtrecht
In AR 2017-976 oordeelt de rechter dat een taxichauffeur terecht twee keer voor een week is geschorst. Hij hield zich volgens een verbalisant hinderlijk op een fietsstrook op in de buurt van de taxistandplaats bij Amsterdam Centraal en weigerde vervolgens zonder geldige reden om de voorgeschreven zaken bij de werkgever in te leveren. Het arbeidsreglement voorzag in een sanctieregeling. Dit alles rechtvaardigde de schorsing. Werknemer heeft zich immers schuldig gemaakt aan onwenselijk gedrag als taxichauffeur, terwijl hij zich contractueel ertoe heeft verplicht dat na te laten, aldus de rechter.

Onvoorzienbare carrièrestap leidt tot verval concurrentiebeding
In AR 2017-973 oordeelt het hof dat de wijziging in de arbeidsverhouding (functiewijziging van servicetechnicus naar senior servicetechnicus) van ingrijpende aard is. Werknemer was ten tijde van het aangaan van het concurrentie- en relatiebeding werkzaam als een van de circa 30 servicetechnici en het was zeker geen automatisme dat hij een van de drie senior servicetechnici zou gaan worden. Hij is hier op enig moment voor gevraagd door werkgever en kreeg hiervoor een hoger salaris en een vaste provisie. Van een gebruikelijke carrièrestap of een natuurlijk verloop was dus geen sprake en deze wijziging in de arbeidsverhouding was dan ook niet te voorzien voor werknemer toen hij als servicetechnicus het concurrentie- en relatiebeding aanvaardde. Daarbij komt dat zowel het concurrentie- als het relatiebeding aanmerkelijk zwaarder is gaan drukken. In het geval van werknemer was sprake van een aanzienlijke uitbreiding van de kring relaties van werkgever, zodat het relatiebeding een verderstrekkende omvang kreeg dan bij het aangaan van de arbeidsovereenkomst in 2010 was voorzien. Werknemer is daarnaast als senior servicetechnicus gaan deelnemen aan vertrouwelijke gesprekken, waardoor hij specifieke kennis van producten en voorwaarden van klanten heeft opgedaan.

AR Poll
12,5% is het eens met de stelling: ‘Werknemers worden voldoende beschermd tegen spyware van werkgevers (software om internetgedrag van werknemers te volgen).’
De nieuwe stelling luidt: ‘De arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd is de nieuwe norm.’ Breng hier uw stem uit.

Inzenden eigen rechtspraak
Steeds vaker ontvangen wij ingezonden rechtspraak. Dank daarvoor! Beschikt u zelf over een nog niet gepubliceerde uitspraak die relevant is voor de arbeidsrechtpraktijk en rechtsontwikkeling, klik dan hier om de geanonimiseerde uitspraak in te zenden.

Vragen of opmerkingen
Indien u problemen ondervindt met inloggen, kunt u contact opnemen met het secretariaat van de VAAN via het telefoonnummer 0343-430600 of via het e-mailadres secretariaat@vaan-arbeidsrecht.nl. Mocht u vragen of opmerkingen hebben over deze nieuwsbrief, dan kunt u mailen naar ar-updates@budh.nl.

Rest ons nog u een bijzonder fijne dag toe te wensen.

In werking getreden wetsvoorstel
Verhoging AOW-leeftijd

Ingediend bij de Tweede Kamer op 2 oktober 2009. Brief van de staatssecretaris van SZW van 14 juli 2017. Onderzoeksrapport van 14 juli 2017.

Wijziging Wet minimumloon

Ingediend bij de Tweede Kamer op 1 mei 2013. Wet van 29 maart 2017 tot wijziging van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag in verband met het van toepassing verklaren van die wet op nader bepaalde overeenkomsten van opdracht. Deze wet treedt in werking met ingang van 1 januari 2018. Brief van de voorzitter van de vaste commissie voor SZW van 7 juli 2017.

Wijziging Arbeidsomstandighedenwet

Wet van 25 januari 2017, houdende wijziging van de Arbeidsomstandighedenwet in verband met de versterking van de betrokkenheid van de werkgevers en werknemers bij de arbodienstverlening, de preventie in het bedrijf of de inrichting van de werkgever en de randvoorwaarden voor het handelen van de bedrijfsarts, en enige andere wijzigingen (Stb. 2017, 22). Besluit van 8 juni 2017 tot vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van de wet van 25 januari 2017 tot wijziging van de Arbeidsomstandighedenwet. De wet treedt met uitzondering van artikel I onderdeel A, Aa en D, in werking met ingang van 1 juli 2017. Artikel I onderdeel Aa, treedt in werking met ingang van 1 januari 2018.

Wetsvoorstel met relevante ontwikkelingen
SUWI

Ingediend bij de Tweede Kamer op 10 april 2001. Brief van de minister van SZW van 20 juli 2017.

Evaluatie Wet werk en zekerheid (WWZ)

Ingediend bij de Tweede Kamer op 27 november 2015. Brief van de minister van SZW van 5 juli 2017.

Wet Huis voor klokkenluiders

Ingediend bij de Tweede Kamer op 11 december 2014. Brief van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 11 juli 2017.

Arbeidsomstandigheden

Ingediend bij de Tweede Kamer op 5 februari 1998. Brief van de minister van SZW van 5 juli 2017, brief van de minister van SZW van 6 juli 2017 en brief van de staatssecretaris van Economische Zaken van 7 juli 2017.

Verdere behandeling van aanhangige stukken

Ingediend bij de Tweede Kamer op 6 april 2017. Voorstel tot wijziging van de lijst van controversiële stukken van 29 juni 2017, lijst van controversiële onderwerpen zoals vastgesteld door de kamer op 4 juli 2017, brief van de vaste commissie voor infrastructuur en milieu van 5 juli 2017, brief van de vaste commissie voor economische zaken van 5 juli 2017 en lijst van controversiële onderwerpen zoals vastgesteld door de kamer op 6 juli 2017.

Hof

Rechtbank