Naar boven ↑

Update

Nummer 48, 2020
Uitspraken van 27-11-2020 tot 02-12-2020
Redactie: prof. mr. dr. A.R. Houweling, mr. L. Kirkpatrick, mr. M. Assenberg van Eijsden, mr. E.L. Eijkelenboom, mr. S.C. Goedhart, mr. C.P. Kuijer, mr. D. Ottevanger, mr. drs. T.J. Post, I.J. Schipper, mr. S.A. Slootweg, mr. S. van der Slot, mr. V. Twilt en mr. S. Wiersma-Helal.

Geachte confrères, collegae, amici en amicae,

Bijgaand treft u weer een nieuwe VAAN AR Update aan. Klik hier om de pdf vanaf de website te downloaden.

Rechtspraak
Graag wijzen wij u op de volgende uitspraken.

HvJ EU: Detacheringsrichtlijn geldt ook in internationaal wegvervoer. Of sprake is van terbeschikkingstelling is afhankelijk van de nauwe band met het ontvangstland. Concernrelaties onvoldoende om deze band aan te nemen
Gisteren heeft het Hof van Justitie EU uitspraak gedaan in de Van den Bosch-zaak (AR 2020-1447). De centrale vraag was of de Detacheringsrichtlijn van toepassing is op internationaal wegvervoer en of het laten verrichten van chauffeurswerkzaamheden door een Hongaarse entiteit voor een Nederlandse entiteit leidt tot ‘terbeschikkingstelling’. Voor deze laatste vraag oordeelt het Hof dat dit het geval kan zijn als er een voldoende nauwe band is met het ontvangstland. Onvoldoende is dat de entiteiten tot elkaar zijn verbonden en dat de opdrachten vanuit Nederland zijn verstrekt. Of er sprake is van een dergelijke band wordt bepaald in het kader van een algehele beoordeling van factoren zoals de aard van de werkzaamheden die de betrokken werknemer op dat grondgebied verricht, de mate waarin de werkzaamheden van die werknemer verband houden met het grondgebied van elke lidstaat waar hij werkzaam is, en het aandeel van die werkzaamheden op het grondgebied van elke lidstaat in de vervoersdienst als geheel. Met betrekking tot het aandeel van de werkzaamheden in de betreffende dienstverrichting als geheel zijn het laden of lossen van goederen, het onderscheiden of het schoonmaken van voertuigen relevant, mits zij daadwerkelijk worden verricht door de betrokken chauffeurs en niet door derden. Daarentegen kan een werknemer die op het grondgebied van de lidstaat waarheen hij is gezonden zeer beperkte diensten verricht, niet worden beschouwd als ter beschikking gesteld (zie het arrest Dobersberger). Dit is het geval voor een chauffeur die in het kader van goederenvervoer over de weg slechts op doorreis is op het grondgebied van een lidstaat. Hetzelfde geldt voor een chauffeur die enkel grensoverschrijdend vervoer verricht vanuit de lidstaat van vestiging van de vervoersonderneming naar het grondgebied van een andere lidstaat of omgekeerd. Met name is het feit dat een chauffeur die werkzaam is in het internationaal vervoer en door een in een lidstaat gevestigde onderneming ter beschikking is gesteld aan een in een andere lidstaat gevestigde onderneming, de instructies voor zijn opdrachten ontvangt, die opdrachten begint of die opdrachten beëindigt op het hoofdkantoor van die tweede onderneming, op zich ontoereikend om te stellen dat die chauffeur op het grondgebied van die andere lidstaat ter beschikking is gesteld in de zin van de Richtlijn betreffende de terbeschikkingstelling van werknemers, indien het door hem verrichte werk op basis van andere factoren geen voldoende nauwe band vertoont met dat grondgebied.

WNRA: eenzijdig wijzigingsbesluit wegens ‘organisatiebelang’ voldoet niet aan BW-vereisten van wijziging arbeidsvoorwaarden
In AR 2020-1444 staat de eenzijdige wijziging van functie bij het ministerie van Buitenlandse Zaken centraal onder de WNRA. Een kenmerkend en relevant verschil tussen de oude ambtenarenstatus en een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht is dat in de oude situatie de aanstelling van een ambtenaar in zijn of haar functie als ambtenaar alsmede de plaatsing van de ambtenaar in een bepaalde functie bij enig overheidsorgaan (‘matchen’), alsook het ongedaan maken van een plaatsing in een bepaalde functie (‘ontmatchen’) een eenzijdige rechtshandeling van de Staat betrof. Naar burgerlijk recht is een eenzijdige wijziging van een tussen partijen gesloten overeenkomst niet mogelijk, tenzij dat vooraf is overeengekomen en de werkgever een zwaarwichtig belang heeft, of sprake is van een bijzonder geval waarin van de werknemer verlangd kan worden dat hij akkoord gaat met een redelijk wijzigingsvoorstel van de werkgever. Op de arbeidsrelatie tussen werknemer en de Staat is geen eenzijdig wijzigingsbeding in de zin van artikel 7:613 BW van toepassing. Het ‘organisatiebelang’ is onvoldoende om de wijziging te rechtvaardigen. Wedertewerkstelling wordt toegewezen.

Aanzegging is opzegging
In AR 2020-1430 oordeelt de rechter dat partijen beiden hebben gedwaald over de status van hun contract. De aanzegging van het vermeende tijdelijke contract is in retrospectief een opzegging van een geconverteerde vaste overeenkomst. Derhalve is de werkgever een transitievergoeding en billijke vergoeding verschuldigd. De billijke vergoeding is bepaald op 1 maandsalaris (terwijl de werknemer twee jaarsalarissen had verzocht). Aanleiding voor deze sterk gematigde vergoeding was dat de werkgever werknemer meermalen had uitgenodigd te blijven werken, maar de werknemer dit niet meer wenste vanwege de onregelmatige en onrechtmatige opzegging. De kantonrechter oordeelde dat dit weliswaar onprettig voelt, maar niet leidt tot een ernstige en duurzaam verstoorde relatie.

Uitzendbureau en inlener aansprakelijk voor psychisch letsel van uitzendkracht bij noodopvang vluchtelingen
In AR 2020-1440 oordeelt de rechter dat voldoende is komen vast te staan dat werknemer tijdens zijn uitzendperiode aan het COA regelmatig is blootgesteld aan traumatische gebeurtenissen. Volgens de kantonrechter heeft werknemer op basis van de door hem overgelegde medische informatie aannemelijk gemaakt dat hij lijdt aan gezondheidsklachten die door de psychosociale arbeidsbelasting op de locatie van het COA kunnen zijn veroorzaakt. De kantonrechter is van oordeel dat het COA niet heeft aangetoond dat zij de maatregelen heeft genomen die redelijkerwijs nodig zijn om te voorkomen dat een werknemer schade oploopt als gevolg van de psychische belasting die het werk op de locatie met zich meebrengt. Het COA had ervoor moeten zorgen dat de medewerkers ervan doordrongen waren dat een suïcidepoging of een ander ernstig incident niet alleen de bewoner raakt, maar dat dit ook zijn weerslag kan hebben op de medewerker en dat het belangrijk is daarover te spreken en indien nodig ook hulp te zoeken. Het enkel ter beschikking stellen van informatie via intranet is onvoldoende.

Bijstelling ‘arbeidsmarkttoelage’: wijziging van arbeidsvoorwaarden of variabele arbeidsvoorwaarde?
In AR 2020-1437 oordeelt het hof over de vraag of een arbeidsmarkttoelage door de werkgever kan worden verlaagd als de markt is veranderd. Naar het oordeel van het hof is de arbeidsmarkttoelage als zodanig een arbeidsvoorwaarde, maar de hoogte ervan voorbehouden aan de ontwikkelingen op die arbeidsmarkt. De neerwaartse bijstelling van de toelage is derhalve een invulling van de voorwaarde waarbij de rechter artikel 7:611 BW in acht dient te nemen, maar geen wijziging van arbeidsvoorwaarden.

Onterechte schorsing leidt tot schending goed werkgeverschap, maar niet tot ernstig verwijtbaar gedrag
In AR 2020-1421 oordeelt het hof dat de enkele omstandigheid dat werkgever ten onrechte een werknemer op non-actief heeft gesteld, op zichzelf onvoldoende is voor het aannemen van ernstig verwijtbaar handelen. Daarvoor zijn bijkomende omstandigheden nodig. Bovendien kon in dit geval van een leidinggevende worden verwacht dat hij naar aanleiding van het incident (‘plassen tegen de auto van een collega’) een meer schuldbewuste houding had aangenomen. De billijke vergoeding moet derhalve worden terugbetaald.

Inschrijfverplichting uitzendbureaus niet in strijd met het Europees recht
De Centrale Raad van Beroep heeft in AR 2020-1448 geoordeeld dat deze inschrijfverplichting voor uitzendbureaus uit artikel 7a Waadi niet in strijd is met het Europees recht. De Raad erkent dat de inschrijfverplichting het vrij verkeer van diensten kan belemmeren, maar is van mening dat deze belemmering kan worden gerechtvaardigd op grond van dwingende redenen van algemeen belang. Van belang acht de Raad dat de wetgever met de registratieplicht en het verbod heeft beoogd de bescherming van werknemers en de bestrijding van fraude in de uitzendbranche te voorkomen.  Daarnaast overwoog de Raad dat het huidige boetestelsel te weinig ruimte biedt om onderscheid te kunnen maken in de hoogte van de boete. De Raad zoekt daarom aansluiting bij de in artikel 2 Boetebesluit sociale zekerheidswetten neergelegde staffel.

Vragen of opmerkingen
Indien u problemen ondervindt met inloggen, kunt u contact opnemen met het secretariaat van de VAAN via het telefoonnummer 0343-430600 of via het e-mailadres secretariaat@vaan-arbeidsrecht.nl. Mocht u vragen of opmerkingen hebben over deze nieuwsbrief, dan kunt u mailen naar ar-updates@budh.nl.

Rest ons nog u een bijzonder fijne dag toe te wensen.

Hof van Justitie van de Europese Unie

Hof

Rechtbank

Centrale Raad van Beroep