Naar boven ↑

Update

Nummer 7, 2020
Uitspraken van 12-02-2020 tot 18-02-2020
Redactie: prof. mr. dr. A.R. Houweling, mr. L. Kirkpatrick, mr. M. Assenberg van Eijsden, mr. E.L. Eijkelenboom, mr. S.C. Goedhart, mr. C.P. Kuijer, mr. D. Ottevanger, mr. drs. T.J. Post, I.J. Schipper, mr. S.A. Slootweg, mr. S. van der Slot, mr. V. Twilt en mr. S. Wiersma-Helal.

Geachte confrères, collegae, amici en amicae,

Bijgaand treft u weer een nieuwe VAAN AR Update aan. Klik hier om de pdf vanaf de website te downloaden.

Rechtspraak
Graag wijzen wij u op de volgende uitspraken.

HR: uitleg ‘werkgeversbijdrage pensioenpremie’ ontslagpremie
In AR 2020-0188 oordeelt de Hoge Raad over de uitleg van de ontslagvergoedingsregeling in de CAO Martinair vliegers. Volgens de vliegers moet een later verhoogde pensioenbijdrage werkgevers worden doorbelast in de ontslagvergoedingsregeling. De kantonrechter heeft de vordering van de vliegers toegewezen. Het hof heeft dit oordeel vernietigd. Bovendien heeft het hof een in appel gevorderde verklaring voor recht dat de lage pensioenbijdrage tussen partijen geldt, toegewezen. De Hoge Raad oordeelt dat het op grond van artikel 353 lid 1 Rv niet is toegestaan voor het eerst in hoger beroep een verklaring voor recht te vorderen.

De uitspraak is vooral arbeidsrechtelijk relevant wat de conclusie van de A-G betreft en de overwegingen aldaar over ‘uitleg van cao’s’. In het bijzonder komt daar aan bod of de Hoge Raad de DSM-leer heeft genuanceerd met zijn uitspraak uit 2018 (enkel de cao-tekst en de daarbij behorende toelichting zijn relevant bij de uitleg). De A-G concludeert dat dit niet het geval is. Zij geeft bovendien een aantal aardige gezichtspunten bij de weging en uitleg van cao-bepalingen.

Ktr.: Executive Assistent had haar werk zelf beter in moeten delen 3500 overuren moeten voorkomen. Werkgever niet aansprakelijk voor burn-out
In AR 2020-0162 oordeelt de rechter over de vraag of een Executive Assistent van Uber recht heeft op overwerkvergoeding en schadevergoeding wegens burn-outklachten. Uit de stukken komt een beeld van werkneemster naar voren van een overgekwalificeerde, perfectionistische, zeer hard werkende en loyale teamplayer, die zeer werd gewaardeerd en die veel meer uren werkte dan waarvoor zij was aangenomen. Exemplarisch is dat werkneemster zelfs op haar ziekbed in het ziekenhuis nog aan het werk was. Volgens de kantonrechter had werkneemster zelf beter haar grenzen moeten bewaken dan wel kenbaar moeten maken bij Uber. Van aansprakelijkheid op grond van artikel 7:658/7:611 BW is evenmin sprake. Niet aannemelijk is gemaakt dat de arbeidsomstandigheden bij Uber zodanig waren dat naar objectieve maatstaven bij werkneemster sprake was van een (geestelijke) overbelasting die door toedoen van Uber is veroorzaakt, of dat Uber op grond van signalen van werkneemster of van derden begreep of moest begrijpen dat het werk voor haar te zwaar of onmogelijk was geworden.

Ktr.: Werkgever dient schade mislopen WIA(-hiaat)-uitkering wegens loonsanctie werkgever te vergoeden
De kantonrechter overweegt in AR 2020-0163 dat werknemer thans volledig arbeidsongeschikt is, gelet op de verslagen van de bedrijfsarts, en dat aannemelijk is dat aan hem, indien aan werkgever geen loonsanctie was opgelegd, een WIA-uitkering en een aanvullende uitkering van Aegon zou zijn toegekend. Werknemer heeft dus schade geleden als gevolg van de loonsanctie die is opgelegd. Werknemer heeft onweersproken gesteld dat zijn uitkeringen samen € 6.752 bruto per maand zouden bedragen bij een arbeidsongeschiktheidspercentage van 80% tot 95%. 70% van het maximummaandloon in 2019 bedroeg volgens werknemer € 3.302 bruto. Dit betekent dat werknemer als gevolg van de aan werkgever opgelegde loonsanctie financiële schade lijdt ter hoogte van € 3.450 bruto per maand. De kantonrechter is voorshands van oordeel dat werkgever deze voorlopig vastgestelde schade aan werknemer dient te vergoeden over de periode waarin aan werkgever een loonsanctie is opgelegd.

Hof: ING-zaak Hoge Raad ‘gelijkwaardige voorziening’
In AR 2020-0187 oordeelt het hof na verwijzing van de Hoge Raad (AR 2019-0359) over de vraag of ‘premievrije voortzetting pensioenregeling’ kwalificeert als gelijkwaardige voorziening in de zin van artikel 7:671b BW (oud). Voor deze beoordeling dient als uitgangspunt dat een vergelijking wordt gemaakt tussen de op het tijdstip van de beëindiging van de arbeidsovereenkomst gekapitaliseerde potentiële waarde van de voorziening waarop de desbetreffende werknemer volgens de cao wegens die beëindiging recht heeft, en de transitievergoeding waarop die werknemer volgens de wettelijke regeling recht zou hebben. Het hof overweegt dat – anders dan werkneemster stelt – ook het partnerpensioen moet worden meegenomen bij de beschouwing. Uit de vergelijking blijkt dat – overigens ook als het partnerpensioen niet wordt betrokken – dat de op het tijdstip van de beëindiging van de arbeidsovereenkomst kapitaliseerde potentiële waarde van de voorziening aanzienlijk hoger is dan de transitievergoeding (€ 90.915 tegen € 24.673). Voorts is van belang dat uit de bedoeling van cao-partijen blijkt dat de regeling moet worden aangemerkt als gelijkwaardige voorziening. Tot slot is de regeling naar het oordeel van het hof te beschouwen als een compensatie voor de gevolgen van het ontslag. Zonder deze voorziening was bij beëindiging van de arbeidsovereenkomst immers de pensioenopbouw gestopt. Het hof komt dan ook tot de conclusie dat de voorziening een gelijkwaardige voorziening is.

Hof: Overgang van onderneming ondanks reeds eigenaarschap verkrijger van activa vervreemder
In AR 2020-0179 laat het hof zien dat eigendom en activa-bezit niet aan overgang van onderneming in de weg staat. De klantenkring en goodwill die van het Leasebedrijf (van de zoon) overgingen naar het garagebedrijf (van de ouders) maakte dat sprake was van behoud van identiteit. Bijgevolg kan de zieke werknemer alsnog zijn loonvordering effectueren ondanks failliet van het leasebedrijf waar hij in dienst was.

Vragen of opmerkingen
Indien u problemen ondervindt met inloggen, kunt u contact opnemen met het secretariaat van de VAAN via het telefoonnummer 0343-430600 of via het e-mailadres secretariaat@vaan-arbeidsrecht.nl. Mocht u vragen of opmerkingen hebben over deze nieuwsbrief, dan kunt u mailen naar ar-updates@budh.nl.

Rest ons nog u een bijzonder fijne dag toe te wensen.

Hoge Raad

Hof

Rechtbank