Naar boven ↑

Update

Nummer 20, 2021
Uitspraken van 12-05-2021 tot 19-05-2021
Redactie: prof. mr. dr. A.R. Houweling, mr. L. Kirkpatrick, mr. M. Assenberg van Eijsden, mr. E.L. Eijkelenboom, mr. S.C. Goedhart, mr. C.P. Kuijer, mr. D. Ottevanger, mr. drs. T.J. Post, I.J. Schipper, mr. S.A. Slootweg, mr. S. van der Slot, mr. V. Twilt en mr. S. Wiersma-Helal.

Geachte confrères, collegae, amici en amicae,

Bijgaand treft u weer een nieuwe VAAN AR Update aan. Klik hier om de pdf vanaf de website te downloaden.

Rechtspraak
Graag wijzen wij u op de volgende uitspraken.

HvJ EU: Het beginsel van gelijke behandeling van mannen en vrouwen op het gebied van de sociale zekerheid mist toepassing in geval van ongelijke behandeling tussen hetzelfde geslacht (vrouwen onderling)
In AR 2021-0605 staat de vraag centraal of ongelijke behandeling van vrouwen die wel en geen pensioentoeslag krijgen onder de ‘ruime werking van het Uniebeginsel van gelijke behandeling’ vallen. Het Hof van Justitie overweegt dat dit niet het geval is nu de maatman bij deze richtlijn de persoon van het andere geslacht is. Derhalve kan een man met succes stellen dat sprake is van een verboden onderscheid ten opzichte van de vrouw die wel een toeslag krijgt, maar de vrouw die wegens vroegpensioen geen toeslag krijgt, mist rechtsingang bij een vergelijking met een vrouw die wel toeslag krijgt.

Zie eerder dit jaar AR 2021-0123 waarbij het ging om ‘discriminatie’ binnen de groep ‘gehandicapten’, waarbij de ruime werking van het gelijkebehandelingsbeginsel wél opging. Zie in het bijzonder de annotatie van Peter Vas Nunes bij die uitspraak.

Werkgever mag ‘herstel van vertrouwen’ als voorwaarde voor wederindiensttreding na mislukte d-grond-ontbindingsprocedure niet stellen
In AR 2021-0591 oordeelt de kantonrechter dat de werkgever bij het hersteltraject na een tot in hoger beroep mislukte ontbindingsprocedure (AR 2020-1111) op de d-grond, niet de voorwaarde mag stellen dat eerst het vertrouwen moet zijn hersteld. Los van het feit dat het plan van aanpak voor terugkeer naar de werkplek eenzijdig is opgesteld en vormgegeven, kan in redelijkheid niet de van veel personen afhankelijke subjectieve beleving van ‘vertrouwenherstel’ aan werkneemster worden tegengeworpen. De kantonrechter is in dit verband van oordeel dat passende werkzaamheden onder begeleiding van een onafhankelijke supervisor moeten worden hervat. Wanneer dit  gedurende een periode van zes maanden goed is verlopen zal Radboudumc werkneemster weer volledig tot de bedongen werkzaamheden dienen toe te laten. Ook de gevorderde rectificaties worden toegewezen.

Urenuitbreiding: norm Wet flexibel werken (Wfw) strenger dan Cao Rijk
De kantonrechter stelt in AR 2021-0604 vast dat een verzoek op grond van de Cao Rijk mag worden afgewezen wanneer ‘de bedrijfsvoering daardoor wordt verstoord’. Onder de Wfw mag een verzoek echter pas worden afgewezen wanneer ‘zwaarwegende bedrijfs- of dienstbelangen zich daartegen verzetten’. Naar het oordeel van de kantonrechter stelt de Wfw dus strengere eisen aan een afwijzing van een verzoek om urenuitbreiding. Onder de Cao Rijk is een enkele verstoring van de bedrijfsvoering voldoende. Van een ernstige verstoring hoeft geen sprake te zijn. Daarentegen zijn op grond van de Wfw zwaarwegende bedrijfs- of dienstbelangen vereist. Om die reden is de kantonrechter van oordeel dat de in artikel 2 Wfw genoemde gronden voor afwijzing van het verzoek per definitie een afwijzingsgrond vormen voor een verzoek op grond van artikel 3.1 Cao Rijk. Dit is naar het oordeel van de kantonrechter ook in lijn met de in het verleden onder de toepasselijkheid van de ARAR gewezen jurisprudentie over dit onderwerp. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat het ontbreken van formatieruimte een grond is om het verzoek om urenuitbreiding als bedoeld in artikel 3.1 Cao Rijk af te wijzen wegens verstoring van de bedrijfsvoering. Werkgever heeft het verzoek om urenuitbreiding van werknemer dan ook op terechte gronden afgewezen.

Omkeringsregel ook bij rugklachten en zorgplicht bij tbc-besmetting
In AR 2021-0583 oordeelt de kantonrechter dat de arbeidsrechtelijke omkeringsregel ook van toepassing is in geval van jarenlange blootstelling aan gevaarlijke werkomstandigheden (assemblagewerk) waardoor lage rugklachten kunnen zijn ontstaan. Bijgevolg dient de werkgever te bewijzen de zorgplicht te zijn nagekomen (hetgeen hem niet is gelukt).

In AR 2021-0584 oordeelt de rechtbank over de vraag of een tbc-besmette werknemer schade op de werkgever kan verhalen. Naar het oordeel van de rechter is dit niet het geval omdat de werkgever niet verplicht was werknemers een vaccinatie aan te bieden, evenmin de doelgroep van werkgever (verslaafden) preventief te testen, noch werknemers uitdrukkelijk te informeren. Nadat de tbc-besmetting bekend was, heeft werkgever voldoende adequaat gehandeld. Mogelijk biedt deze uitspraak handvatten voor eventuele ‘COVID-19-gerelateerde’ aansprakelijkheidskwesties. Aan de lastige causaliteitsvraag kwam de rechter niet toe nu de zorgplichtschending ontbrak.

Vragen of opmerkingen
Indien u problemen ondervindt met inloggen, kunt u contact opnemen met het secretariaat van de VAAN via het telefoonnummer 0343-430600 of via het e-mailadres secretariaat@vaan-arbeidsrecht.nl. Mocht u vragen of opmerkingen hebben over deze nieuwsbrief, dan kunt u mailen naar ar-updates@budh.nl.

Rest ons nog u een bijzonder fijne dag toe te wensen.

Hof van Justitie van de Europese Unie

Hoge Raad

Hof

Rechtbank