Naar boven ↑

Update

Nummer 37, 2023
Uitspraken van 07-09-2023 tot 13-09-2023
Redactie: prof. mr. dr. A.R. Houweling, mr. L. Kirkpatrick, mr. M. Assenberg van Eijsden, mr. E.L. Eijkelenboom, mr. S.C. Goedhart, mr. C.P. Kuijer, mr. D. Ottevanger, mr. drs. T.J. Post, I.J. Schipper, mr. S.A. Slootweg, mr. S. van der Slot, mr. V. Twilt en mr. S. Wiersma-Helal.

Geachte confrères, collegae, amici en amicae,

Bijgaand treft u weer een nieuwe VAAN AR Update aan. Klik hier om de pdf vanaf de website te downloaden.

Annotatie Joop van Zijl: Wie betaalt de rekening van het tekort aan verzekeringsartsen van het UWV?
Graag wijzen wij u nogmaals op de AR-annotatie van Joop van Zijl bij (onder andere) AR 2023-1072. In deze annotatie staat de vraag centraal wie de rekening betaalt van het (niet tijdig) (her)keuren van een werknemer in het kader van de WIA. Omdat een herindicatie maximaal een jaar terugwerkt wat de uitkering betreft, kan dit betekenen dat een werkgever jarenlang kosten heeft gemaakt, terwijl dit – vanwege een te late keuring – onterecht blijkt. In deze noot verkent Van Zijl hoe de CRvB oordeelt over het (niet) keuren en of dit mogelijk leidt tot een onrechtmatige overheidsdaad van het UWV. Gezien de soms forse belangen voor eigenrisicodragers, een must read.

Rechtspraak
Graag wijzen wij u op de volgende uitspraken.

Berekening gemiddelde arbeidsomvang bij schending artikel 7:628a lid 5 BW slaat op eerste aanbiedingsplichtmoment, tenzij…
In AR 2023-1077 staat onder meer de vraag centraal of werkneemster recht heeft op een vergoeding omdat de werkgever heeft verzuimd een vast aantal uren aan te bieden in 2020. Gelet op de inwerkingtreding van artikel 7:628a lid 5 BW per 1 januari 2020 had werkgever aan werkneemster uiterlijk op 1 februari 2020 een aanbod conform artikel 7:628a lid 5 BW moeten doen, dat uiterlijk op 1 maart 2020 had moeten ingaan. Voor deze loonaanspraak geldt niet de voorwaarde dat werkneemster zich beschikbaar heeft gehouden voor de bedongen arbeid over die uren. De kantonrechter is van oordeel dat voor de berekening hiervan in dit geval moet worden uitgegaan van de gemiddelde omvang van de arbeid in 2019. Een andere uitleg zou namelijk tot gevolg hebben dat werkgever in dit geval zou profiteren van het niet aanbieden van een vaste urenomvang, omdat hij werkneemster in de loop der jaren minder is gaan oproepen. Dat kan in ieder geval niet de bedoeling zijn geweest van dit wetsartikel.

Einde van rechtswege (wegens een ontbindende voorwaarde) leer-arbeidsovereenkomst wegens ziekte
In AR 2023-1080 staat de vraag centraal of de leer-arbeidsovereenkomst in het kader van een BBL-traject rechtsgeldig is geëindigd omdat werkneemster-studente is uitgeschreven van de opleiding, nadat zij zich eerder had ziekgemeld bij de werkgever. De kantonrechter is van oordeel dat aan de vereisten voor een geslaagd beroep op de ontbindende voorwaarde is voldaan. De vervulling van de ontbindende voorwaarde betreft het beëindigen van de opleiding. Dit is een objectief criterium dat in geen enkel opzicht verbonden is aan de subjectieve waardering van de werkgever. De werkgever heeft aangevoerd dat hij is gebonden aan de regelgeving van de GGD inhoudende dat enkel gediplomeerd personeel of een student die een beroepsopleiding volgt de functie van leidster kan vervullen en dat hij strafbaar is indien hij onbevoegd personeel in dienst heeft. Dit wordt niet betwist. Gelet op het bijzondere karakter van deze (leer-)arbeidsovereenkomst is het evident dat de arbeidsovereenkomst dient te eindigen als de opleiding wordt gestopt, nu dit de kern van de arbeidsovereenkomst raakt. De bedongen arbeid kan immers niet meer worden verricht.

Werkgever handelt ernstig verwijtbaar (€ 60.000 vergoeding) door kennismigrant kort na proeftijd alsnog te ontslaan zonder voorafgaande poging het verschil van inzicht weg te nemen
In AR 2023-1087 oordeelt het hof dat werkgever ernstig verwijtbaar heeft gehandeld. Kort na het verstrijken van de proeftijd uit werkgever kritiek op werknemer en streeft hij naar een beëindiging van het dienstverband. Het hof komt, net als de kantonrechter, tot de conclusie dat ontbinding van de arbeidsovereenkomst aan werkgever is te verwijten. De problematiek tussen partijen is voortgekomen uit een verschil van inzicht wat de taken van werknemer nu precies behelsden. Het hof overweegt dat de beslissing van werkgever om te streven naar beëindiging van de arbeidsovereenkomst een te grote stap is in deze snelle verharding van standpunten en communicatie tussen partijen. In plaats van kort na een e-mail mede te delen dat de arbeidsovereenkomst zal worden beëindigd had van een goed werkgever verwacht kunnen worden dat hij met werknemer het gesprek was aangegaan om een en ander goed uit te praten en om te bezien of verdere samenwerking mogelijk was. Door in plaats hiervan direct te besluiten de arbeidsovereenkomst te beëindigen heeft werkgever onvoldoende rekening gehouden met de ingrijpende gevolgen die beëindiging van de arbeidsovereenkomst voor werknemer heeft. Het hof acht van belang dat onbetwist is dat werknemer een goed betalende baan heeft opgegeven naar aanleiding van een openstaande vacature bij werkgever en dat werkgever hem graag zag komen. Aan werkgever was bovendien bekend dat beëindiging van het dienstverband betekende dat de verblijfstitel in Nederland van werknemer (en zijn gezin) op losse schroeven kwam te staan omdat hij binnen drie maanden daarna ander betalend werk in dienstverband zou moeten vinden waarmee hij minimaal € 4.612 bruto per maand zou moeten verdienen. Daarom oordeelt het hof dat sprake is van ernstig verwijtbaar handelen.

Vragen of opmerkingen
Indien u problemen ondervindt met inloggen, kunt u contact opnemen met het secretariaat van de VAAN via het telefoonnummer 0343-430600 of via het e-mailadres secretariaat@vaan-arbeidsrecht.nl. Mocht u vragen of opmerkingen hebben over deze nieuwsbrief, dan kunt u mailen naar ar-updates@budh.nl.

Rest ons nog u een bijzonder fijne dag toe te wensen.

Hof

Rechtbank