Naar boven ↑

Update

Nummer 48, 2024
Uitspraken van 21-11-2024 tot 27-11-2024
Redactie: prof. mr. dr. A.R. Houweling, mr. L. Kirkpatrick, mr. M. Assenberg van Eijsden, mr. E.L. Eijkelenboom, mr. S.C. Goedhart, mr. C.P. Kuijer, mr. D. Ottevanger, mr. drs. T.J. Post, I.J. Schipper, mr. S.A. Slootweg, mr. S. van der Slot, mr. V. Twilt en mr. S. Wiersma-Helal.

Geachte confrères, collegae, amici en amicae,

Bijgaand treft u weer een nieuwe VAAN AR Update aan. Klik hier om de pdf vanaf de website te downloaden.

Rechtspraak
Graag wijzen wij u op de volgende uitspraken.

Uitleg RVU-regeling cao: ‘werkzaam bij’ veronderstelt ‘in dienst zijn van’ en niet ‘feitelijk werkzaam bij’
In AR 2024-1453 oordeelt de kantonrechter over de uitleg van de cao Schilders-, afwerkings-, vastgoedonderhoud- en glaszetbedrijf en de daarin opgenomen RVU-regeling. Om in aanmerking te komen voor de RVU-regeling moet een werknemer in de periode van 25 jaar direct voorafgaand aan de uittredingsdatum ten minste 20 jaar werkzaam zijn geweest bij een of meer werkgevers vallend onder de werkingssfeer van deze cao. In casu is werknemer van 2010 tot 2013 in dienst geweest van BV 1 en aansluitend bij BV 2, maar feitelijk te werk gesteld bij BV 1, om daarna weer in dienst te treden van BV 1. De vraag is of deze periode van BV 2 meetelt voor de temporele grens van 20 jaar. De rechter legt de RVU-bepaling ‘werkzaam bij’ aldus uit dat sprake moet zijn van ‘formeel werkgeverschap’, dus ‘in dienst van’. De RVU-vordering wordt afgewezen.

Uitleg finalekwijtingclausule in VSO treft niet het ‘fiscaal beding’ uit de arbeidsovereenkomst
In AR 2024-1450 oordeelt het hof dat in de arbeidsovereenkomst was bepaald dat de werknemer netto wordt uitbetaald en dat de fiscaliteit voor rekening van werkgeefster is. Werkgeefster heeft in de jaren 2016, 2017 en 2018 conform deze afspraak gehandeld en reageerde niet toen werknemer voorafgaand aan de vaststellingsovereenkomst (VSO) om bevestiging vroeg dat ook over 2019 artikel 5.1 van de arbeidsovereenkomst zou worden nageleefd. Bovendien staat in de considerans van de VSO omschreven welke geschillen partijen wilden beslechten, waarbij de fiscaliteit over 2019 niet werd genoemd, en is hierover tijdens de onderhandelingen niet gesproken. Daarnaast is in de VSO expliciet overeengekomen dat werkgeefster € 100.000 bruto, zijnde € 48.000 netto, aan werknemer zou betalen. Op basis van deze omstandigheden concludeert het hof dat de fiscale verplichtingen van werkgeefster uit de arbeidsovereenkomst niet door het kwijtingsbeding in de VSO worden bestreken.

Aanzegging tijdelijke arbeidsovereenkomst ondanks intentieverklaring duurovereenkomst
In AR 2024-1457 oordeelt de kantonrechter over de vraag of de arbeidsovereenkomst van rechtswege is geëindigd ondanks een afgegeven intentieverklaring als volgt. Anders dan werknemer suggereert, hoefde werkgever hem geen verbetertraject aan te bieden omdat er sprake is van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd die na een jaar van rechtswege eindigt. Dat werkgever eerder een intentieverklaring heeft afgegeven waarin een langere samenwerking wordt beoogd, maakt dat niet anders. Een intentieverklaring is namelijk geen garantie op het verlengen van de arbeidsovereenkomst. Bovendien heeft werkgever deze intentieverklaring afgegeven op specifiek verzoek van werknemer in verband met zijn aanvraag voor een hypotheek.

Gelijke arbeid, gelijk loon? Onderwijzer met en zonder lesbevoegdheid
In AR 2024-1460 oordeelt de kantonrechter over een vordering van werkneemsters die menen dat zij ongelijk worden beloond. Als gevolg van een beleidswijziging van de school is de functie van werkneemsters vervallen en konden zij ervoor kiezen om leraar te worden maar dan moesten ze wel een lesbevoegdheid halen. Werkneemsters hebben hiervoor niet gekozen en hun oude (vervallen) functie is vervolgens ‘gedoogd’. Als later in de nieuwe cao leraren een flinke loonsverhoging krijgen, vorderen werkneemsters hetzelfde loon. De kantonrechter wijst deze vordering af.

Werkneemsters zijn het kennelijk niet eens met het door werkgever gehanteerde beleid ten aanzien van de functiewijzing/indeling, maar het is niet aan hen om dit te bepalen. Werkgever heeft als werkgever de vrijheid om dit beleid te bepalen en te wijzigen, en dat is gebeurd, in samenspraak en met instemming van de GMR. Van belang is ook dat het verschil in salaris tussen werkneemsters en de werknemers met lesbevoegdheid pas is ontstaan doordat de cao in 2018 is gewijzigd. Dat is het gevolg van keuzes van de cao-partijen en dat lag buiten de macht van werkgever. Daar komt bij dat indeling in de functie leraar uitsluitend mogelijk is met lesbevoegdheid.

Werkneemsters hebben verder naar het oordeel van de kantonrechter onvoldoende onderbouwd dat er sprake is van gelijke arbeid. Zij hebben weliswaar uitgelegd dat de werkzaamheden die zij feitelijk uitvoeren nagenoeg hetzelfde zijn als de werkzaamheden van hun collega’s met lesbevoegdheid, maar dat is onvoldoende voor de conclusie dat er sprake is van gelijke arbeid. Voor zover wel zou moeten worden geoordeeld dat sprake is van gelijke arbeid is het verschil in beloning naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid in dit geval niet onaanvaardbaar. Het verschil in beloning vloeit in dit geval voort uit de cao die in 2018 is gewijzigd. Daar heeft werkgever geen invloed op gehad.

Vragen of opmerkingen
Indien u problemen ondervindt met inloggen, kunt u contact opnemen met het secretariaat van de VAAN via het e-mailadres secretariaat@vaan-arbeidsrecht.nl. Mocht u vragen of opmerkingen hebben over deze nieuwsbrief, dan kunt u mailen naar juridisch@boom.nl.

Rest ons nog u een bijzonder fijne dag toe te wensen.

Hof

Rechtbank