Naar boven ↑

Update

Nummer 47, 2018
Uitspraken van 21-11-2018 tot 26-11-2018
Redactie: prof. mr. dr. A.R. Houweling, mr. L. Kirkpatrick, mr. M. Assenberg van Eijsden, mr. E.L. Eijkelenboom, mr. S.C. Goedhart, mr. C.P. Kuijer, mr. D. Ottevanger, mr. drs. T.J. Post, I.J. Schipper, mr. S.A. Slootweg, mr. S. van der Slot, mr. V. Twilt en mr. S. Wiersma-Helal.

Geachte confrères, collegae, amici en amicae,

Bijgaand treft u weer een nieuwe VAAN AR Update aan. Klik hier om de pdf vanaf de website te downloaden.

Rechtspraak
Graag wijzen wij u op de volgende uitspraken.

Hoge Raad: Nederlands of Hongaars recht van toepassing op internationale vrachtwagenchauffeurs? Uitleg en weging gezichtspunten Koelzsch en Schlecker
In AR 2018-1321 staat de vraag centraal of Hongaarse werknemers in dienst van Silo-Tank (groepsvennootschap van Van den Bosch BV) terecht aanspraak maken op Nederlandse arbeidsvoorwaarden op grond van de Rome I-verordening. Het hof had geoordeeld van niet, omdat op basis van het Koelzsch- en Schlecker-arrest Hongaars recht van toepassing zou zijn. Tegen dit oordeel keerden de Hongaarse werknemers zich met rechts- en motiveringsklachten. De Hoge Raad oordeelt dat de klachten van de werknemers terecht zijn, omdat een aantal stellingen niet of onvoldoende zijn betrokken in de afweging die op grond van Rome I en de toepasselijke rechtspraak moet plaatsvinden. Zo zijn ten onrechte de omstandigheden niet betrokken dat het in Nederland gevestigde Van den Bosch loon aan werknemers betaalde, ziekmeldingen in Nederland plaatsvonden en in Nederland diploma’s werden behaald. Dat de werkzaamheden voornamelijk vanuit Erp plaatsvonden en Van den Bosch mogelijk aansturing gaf, zijn bovendien juist aanknopingspunten voor Nederlands recht. Dat werknemers in Hongarije sociaal verzekerd zijn en waar zij belasting betalen laat onverlet dat het hof de door werknemers aangevoerde omstandigheden had moeten betrekken. Volgt verwijzing naar het Hof Arnhem-Leeuwarden.

Hoge Raad stelt prejudiciële vragen aan Hof van Justitie EU over Detacheringsrichtlijn
In AR 2018-1320 staat dezelfde casus centraal, maar dan jegens Van den Bosch BV, Van den Bosch Transporte GmbH en Silo-Tank Kft. Volgens FNV had op grond van de zogenoemde charterbepaling in de niet algemeen verbindend verklaarde cao Goederenvervoer aan de Hongaarse werknemers het Nederlandse loon moeten worden betaald. Volgens Van den Bosch c.s. is deze bepaling in strijd met vrij verkeer van diensten. FNV stelt zich op het standpunt dat in casu de Detacheringsrichtlijn van toepassing is. De centrale vraag is hoe in dit verband ‘ter beschikking stellen van werknemers’ moet worden uitgelegd. Is dat enkel ‘op het grondgebied van een lidstaat’ of valt hieronder ook ‘vanuit het grondgebied van een lidstaat naar andere lidstaten’? Van den Bosch c.s. stellen in cassatie aan de orde dat de cao Goederenvervoer naar Nederlands recht niet algemeen verbindend is verklaard en om die reden niet van toepassing is, ook al zou de Detacheringsrichtlijn wel van toepassing zijn. FNV stelt zich op het standpunt dat sprake is van een ‘autonoom Unierechtelijk begrip’ van algemeen verbindend verklaren. Over beide kwesties (en meer) stelt de Hoge Raad vragen aan het Hof van Justitie EU.

Hoge Raad: verrichten werkzaamheden betekent nog niet ‘welbewust instemmen’ met lagere functie
In AR 2018-1313 oordeelt de Hoge Raad over de vraag of Bogra terecht het loon van werknemer neerwaarts mocht bijstellen. Daartoe overweegt hij als volgt. Een werkgever mag pas erop vertrouwen dat een werknemer een functie heeft aanvaard die voor die werknemer een verslechtering van zijn arbeidsvoorwaarden meebrengt, indien op grond van verklaringen of gedragingen van de werknemer mag worden aangenomen dat deze welbewust met die nieuwe functie heeft ingestemd (vgl. HR 12 februari 2010, ECLI:NL:HR:2010:BK3570). Klaarblijkelijk is het hof gekomen tot het oordeel dat werknemer in 2013 de nieuwe functie met het bijbehorende lagere loon heeft aanvaard, op de enkele grond dat werknemer de bij die functie behorende werkzaamheden is gaan verrichten. Deze omstandigheid alleen is echter onvoldoende voor ‘welbewuste instemming’ als hiervoor bedoeld. Daarbij is van belang dat een werknemer in de verhouding tot zijn werkgever verplicht is de bedongen arbeid te verrichten, en hij het risico loopt dat het niet verrichten van opgedragen werkzaamheden als werkweigering zal worden aangemerkt. Hier komt nog bij dat werknemer jegens Bogra uitdrukkelijk heeft verklaard niet in te stemmen met de indeling in de andere functie met het lagere loon. In het licht van het bovenstaande slaagt de rechtsklacht en behoeft de motiveringsklacht geen behandeling.

Loondoorbetaling ziekte geldt niet voor nulurencontractant die niet wordt opgeroepen
In AR 2018-1311 oordeelt het hof dat werknemer geen loondoorbetaling kan vorderen tijdens ziekte op grond van artikel 7:629 BW, omdat de arbeidsomvang niet bepaald kan worden (werknemer werkte korter dan drie maanden als oproepkracht). Bijgevolg heeft werknemer enkel recht op doorbetaling van loon indien hij wordt opgeroepen. In casu is dat niet gebeurd, waardoor hij geen aanspraak op loon maakt. (Zie ook AR 2018-1307).

#metoo: Ontslag op staande voet van begeleider (56) die collega (20) op mond kust
In AR 2018-1319 oordeelt de kantonrechter het ontslag op staande voet van een werknemer die onverwachts een collega op de mond kust gerechtvaardigd. De kantonrechter neemt in zijn oordeel mee dat werknemer een volwassen man is van 56 en hij begeleider was van de collega die slechts 20 jaar oud is. Gelet op zijn werkervaring had van werknemer mogen worden verwacht dat hij wist wat wel en niet acceptabel gedrag is op de werkvloer, temeer door de geldende gedragsregels, in het bijzonder de regels over lichamelijk contact die zeer recent met werknemer zijn besproken. Werknemer had zich als begeleider bewust moeten zijn van de ongelijke verhouding.

Concurrentiebeding dat werknemer verbiedt bij concurrenten van zustervennootschappen van de werkgever te werken is te verstrekkend
In AR 2018-1303 oordeelt het hof dat een werknemer niet kan worden verboden in dienst te treden bij concurrenten van zustervennootschappen van de werkgever, indien werknemer niet ten minste voor deze zustervennootschappen werkzaam is geweest. Het staat vast dat DIQQ geen concurrent van SAM is. Naar het oordeel van het hof heeft SAM onvoldoende toegelicht dat de kennis en informatie waarover werknemer beschikt betreffende SAM en de tot APG behorende ondernemingen, bedrijfsgevoelige informatie betreft die DIQQ een ongeoorloofde voorsprong verschaft in de concurrentiestrijd met Ardekay. Ten aanzien van de inhoud van die kennis en informatie heeft SAM zich voornamelijk beperkt tot het hanteren van algemene bewoordingen zonder daarbij te concretiseren wat die specifieke kennis inhoudt en waarom die kennis als bedrijfsgevoelige informatie heeft te gelden. Het hof acht het voldoende aannemelijk geworden dat werknemer niet beschikte over bedrijfsgevoelige informatie van SAM, Ardekay en de overige tot APG behorende ondernemingen die DIQQ een ongeoorloofde voorsprong zou kunnen opleveren in de concurrentiestrijd.

Vragen of opmerkingen
Indien u problemen ondervindt met inloggen, kunt u contact opnemen met het secretariaat van de VAAN via het telefoonnummer 0343-430600 of via het e-mailadres secretariaat@vaan-arbeidsrecht.nl. Mocht u vragen of opmerkingen hebben over deze nieuwsbrief, dan kunt u mailen naar ar-updates@budh.nl.

Rest ons nog u een bijzonder fijne dag toe te wensen.

Hof van Justitie van de Europese Unie

Hoge Raad

Hof

Rechtbank