Naar boven ↑

Update

Nummer 50, 2018
Uitspraken van 12-12-2018 tot 18-12-2018
Redactie: prof. mr. dr. A.R. Houweling, mr. L. Kirkpatrick, mr. M. Assenberg van Eijsden, mr. E.L. Eijkelenboom, mr. S.C. Goedhart, mr. C.P. Kuijer, mr. D. Ottevanger, mr. drs. T.J. Post, I.J. Schipper, mr. S.A. Slootweg, mr. S. van der Slot, mr. V. Twilt en mr. S. Wiersma-Helal.

Geachte confrères, collegae, amici en amicae,

Bijgaand treft u weer een nieuwe VAAN AR Update aan. Klik hier om de pdf vanaf de website te downloaden.

Rechtspraak
Graag wijzen wij u op de volgende uitspraken.

HR: werkgever kan ook na vervaltermijn zich beroepen op artikel 7:673a-d BW. Geen ambtshalve toetsing van vervaltermijn door de rechter
In AR 2018-1393 staat de vraag centraal of werkgever zich na het verstrijken van de vervaltermijn mag beroepen op de ‘kleine werkgeversregeling’ als verweer op een verzoek tot betaling van de transitievergoeding door de werknemer. Naar het oordeel van de Hoge Raad is dit het geval. Dit geldt ongeacht of de werkgever zijn beroep op de overbruggingsregeling doet als een verweer tegen het verzoek van de werknemer of in de vorm van een zelfstandig verzoek op de voet van artikel 282 lid 4 Rv. Toepassing van de overbruggingsregeling door de rechter is pas aan de orde als de werknemer bij de rechter aanspraak maakt op een transitievergoeding. Als de werkgever alleen binnen de vervaltermijn van drie maanden een beroep op de overbruggingsregeling zou kunnen doen, loopt hij het risico dat de werknemer kort voor het verstrijken van de vervaltermijn een procedure begint, waardoor een beroep op de overbruggingsregeling binnen de vervaltermijn niet meer mogelijk is. De werkgever zou zich hierdoor gedwongen kunnen zien binnen de vervaltermijn zekerheidshalve zelf een procedure te beginnen, om een verklaring voor recht te verkrijgen dat hij aan de voorwaarden voor de overbruggingsregeling voldoet.
De vervaltermijn strekt tot bescherming van het belang van partijen bij voortvarend procederen over de transitievergoeding. Hij strekt niet ter bescherming van zodanig zwaarwichtige belangen dat hij ongeacht het partijdebat of de bijzondere omstandigheden van het geval ambtshalve door de rechter toegepast zou moeten worden.

Ziekmelding na indiening geweigerde ontslagaanvraag staat aan ontbinding niet in de weg
In AR 2018-1402 oordeelt de kantonrechter dat een ziekmelding van de werknemer na indiening ontslagverzoek UWV die vervolgens wordt geweigerd, waarna de werkgever in ‘hoger beroep’ gaat bij de kantonrechter, niet leidt tot toepassing van het opzegverbod. Naar het oordeel van de kantonrechter is sprake van een ex tunc toetsing. De kantonrechter doet expliciet afstand van de andersluidende opvatting van het Hof Den Bosch (AR 2017-0771).

Uitwerking concurrentiebeding na herplaatsing intraconcern: slapend dienstverband met moeder?
In AR 2018-1378 staat de vraag centraal of werknemer nog is gebonden aan het concurrentiebeding met de moeder, nadat zij in dienst is getreden bij de dochter. Naar het oordeel van de kantonrechter is met indiensttreding bij de dochter en nieuwe arbeidsovereenkomst (mondeling) aangevangen. Vervolgens dient de vraag te worden beantwoord of met de totstandkoming van de arbeidsovereenkomst tussen werknemer en de dochter zijn (oude) arbeidsovereenkomst met de moeder is geëindigd. Er kunnen weliswaar twee arbeidsovereenkomsten naast elkaar bestaan, maar in het onderhavige geval dient naar het oordeel van de kantonrechter aan de omstandigheden van het geval te worden geconcludeerd dat het de bedoeling van partijen was dat de overeenkomst met de moeder zou eindigen en dat de dochter als opvolgend werkgever heeft te gelden. Omdat het concurrentiebeding daardoor bij de moeder reeds is ingegaan en inmiddels qua temporele duur is verstreken, kan werknemer niet aan enig concurrentiebeding worden gehouden.

Twee keer d-grond met succes
In AR 2018-1398 en AR 2018-1392 lukt het werkgever met succes de arbeidsovereenkomst ontbonden te krijgen met een beroep op de d-grond. Het amper behalen van een omzet van 200.000 euro in plaats van de realistische doelstelling een omzet van 2,4 miljoen euro te realiseren, het niet ingaan op een aanbod om een verkoperstraining te volgen en een verbetertraject van ruim acht maanden, legitimeren een ontbinding. In de andere zaak heeft een verbetertraject van bij elkaar negen maanden plaatsgevonden. Ook hier leek de werknemer aanvankelijk het belang van training te bagatelliseren.

Werknemer heeft veel rechten… maar niet het recht zijn werkgever het leven zuur te maken. Toepassing van het luizengaatje
In AR 2018-1394 staat het ontbindingsverzoek van de werkgever centraal, nadat er diverse incidenten met werknemer hebben plaatsgevonden. Die incidenten zijn: wederom zonder toestemming niet op het werk verschijnen, een klacht van een collega-monteur over het gedrag van werknemer, voortdurende discussies over arbeidstijden en vergoeding van reisuren en het zogenoemde ‘automotorincident’ (waarbij werknemer de motor van de bedrijfsauto stationair laat draaien en weigert deze, na klachten van de achterbuurman, op instructie van X uit te zetten, waarna X de motor zelf uitzet en werknemer vervolgens de motor weer start). De kantonrechter ontbindt op de e-grond wegens ernstig verwijtbaar handelen, waardoor geen transitievergoeding is verschuldigd. Op grond van het zogenoemde ‘luizengaatjescriterium’ kent hij de werknemer alsnog een halve transitievergoeding toe. De kantonrechter oordeelt in r.o. 5.3: ‘De kantonrechter overweegt dat een werknemer weliswaar veel rechten heeft, al dan niet op grond van een CAO, maar hij heeft niet het recht om zijn werkgever het leven zuur te maken. Dat is wat [verweerder, tevens verzoeker] al jarenlang doet.’

Vragen of opmerkingen

Indien u problemen ondervindt met inloggen, kunt u contact opnemen met het secretariaat van de VAAN via het telefoonnummer 0343-430600 of via het e-mailadres secretariaat@vaan-arbeidsrecht.nl. Mocht u vragen of opmerkingen hebben over deze nieuwsbrief, dan kunt u mailen naar ar-updates@budh.nl.

Rest ons nog u een bijzonder fijne dag toe te wensen.

Hoge Raad

Hof

Rechtbank