Naar boven ↑

Update

Nummer 16, 2024
Uitspraken van 11-04-2024 tot 17-04-2024
Redactie: prof. mr. dr. A.R. Houweling, mr. L. Kirkpatrick, mr. M. Assenberg van Eijsden, mr. E.L. Eijkelenboom, mr. S.C. Goedhart, mr. C.P. Kuijer, mr. D. Ottevanger, mr. drs. T.J. Post, I.J. Schipper, mr. S.A. Slootweg, mr. S. van der Slot, mr. V. Twilt en mr. S. Wiersma-Helal.

Geachte confrères, collegae, amici en amicae,

Bijgaand treft u weer een nieuwe VAAN AR Update aan. Klik hier om de pdf vanaf de website te downloaden.

Rechtspraak
Graag wijzen wij u op de volgende uitspraken.

HR: verwijtbaarheid in gezag van gewijsde ontbindingsbeschikking staat aan loonvordering wegens ten onrechte loonopschorting in de weg
In AR 2024-0523 staat de vraag centraal of werknemer van wie achteraf vaststaat dat hij tussen juni en november 2017 vanwege psychische redenen geen verwijt kan worden gemaakt van het niet meewerken aan zijn re-integratie, aanspraak kan maken op loonbetaling hoewel in de in gezag van gewijsde ontbindingsbeschikking is ontbonden op de e-grond. Het hof oordeelde dat het in gezag van gewijsde oordeel van de ontbindingsrechter aan de loonvordering in de weg staat. De A-G concludeert dat, nu werknemer niet is verschenen in de ontbindingsprocedure, de uitleg van de beschikking niet met zich brengt dat inhoudelijk is besloten over de verwijtbaarheid. Zij concludeert tot vernietiging van het oordeel van het hof. De Hoge Raad verwerpt het cassatieberoep op grond van artikel 81 RO.

HR: aanspraak wachtgelduitkering bij privatiseringsontslag
In AR 2024-0522 staat een bijzondere casus centraal. Bijzonder omdat partijen inmiddels ruim 24 jaar in een veelvoud aan procedures procederen over (de juiste toepassing van) een wachtgeldregeling. In de onderhavige kwestie staat de vraag centraal of de schadestaatprocedurerechter het dictum van de rechter in de hoofdprocedure goed heeft uitgelegd. Volgens de schadestaatprocedurerechter is de aanspraak op wachtgeld ontstaan bij het privatiseringsontslag (1996) en is de uitbetalingsplicht ontstaan bij de beëindiging van de dienstbetrekking (in 2000). De kern daarbij was of werknemer vanaf 1 juni 2000 aanspraak had op een uitkering naar de norm van 70% (omdat de aanspraak eerder was ingegaan) of dat hij aanspraak kon maken op de afbouwregeling (90%/80%/70%). Volgens de Hoge Raad mocht de rechter het dictum in hoofdprocedure op deze wijze uitleggen. De klachten van de werknemer tegen dubbele verrekening van reeds betaalde vergoedingen slagen.

Onterecht ontslag op staande voet na ‘TikTok-vakantievideo’: geen billijke vergoeding wegens begrip voor foutief handelen werkgever en voldoende compensatie werkneemster andere vergoedingen
In AR 2024-0504 oordeelt de kantonrechter dat het ontslag op staande voet van een arbeidsongeschikte werkneemster niet terecht is verleend. De aangevoerde TikTok-video bleek een compilatie van eerdere vakanties te zijn, waardoor niet komt vast te staan dat werkneemster tijdens ‘ziekte’ zonder toestemming met vakantie (Curaçao) is gegaan. De kantonrechter ziet geen aanleiding om werkneemster een billijke vergoeding toe te kennen. Het gegeven ontslag op staande voet was weliswaar onterecht, maar niet zodanig verwijtbaar dat dit een extra financiële tegemoetkoming rechtvaardigt. Gelet op het filmpje dat werkneemster heeft geplaatst op TikTok, in combinatie met haar herhaalde weigering om de werkzaamheden op het kantoor van werkgever te hervatten, is begrijpelijk dat werkgever het vermoeden had dat werkneemster tijdens haar ziekte elders vakantie aan het vieren was.

Niet verlengen arbeidsovereenkomst nadat werkneemster uitvalt met borstkanker is mogelijk in strijd met Wgbh/cz
In AR 2024-0501 oordeelt de kantonrechter dat borstkanker kwalificeert als een chronische ziekte in de zin van de Wgbh/cz. Tussen partijen staat vast dat werkneemster goed functioneerde en dat werkgever en collega’s ook geen probleem hadden met de persoon van werkneemster. Werkgever wil geen motivering geven voor het niet voortzetten van de arbeidsverhouding, maar heeft wel gezegd werkneemster weer in dienst te willen nemen na haar herstel. Er is volgens de kantonrechter gelet op het voorgaande een sterk vermoeden dat de chronische ziekte van werkneemster een rol heeft gespeeld bij het niet voortzetten van de arbeidsverhouding. Werkgever betwist echter dat hij een verboden onderscheid heeft gemaakt. Op grond van artikel 10 Wgbh/cz krijgt werkgever de opdracht te bewijzen dat de chronische ziekte geen rol heeft gespeeld.

Vragen of opmerkingen
Indien u problemen ondervindt met inloggen, kunt u contact opnemen met het secretariaat van de VAAN via het telefoonnummer 0343-430600 of via het e-mailadres secretariaat@vaan-arbeidsrecht.nl. Mocht u vragen of opmerkingen hebben over deze nieuwsbrief, dan kunt u mailen naar ar-updates@budh.nl.

Rest ons nog u een bijzonder fijne dag toe te wensen.

Hoge Raad

Hof

Rechtbank