Naar boven ↑

Update

Nummer 45, 2018
Uitspraken van 07-11-2018 tot 13-11-2018
Redactie: prof. mr. dr. A.R. Houweling, mr. L. Kirkpatrick, mr. M. Assenberg van Eijsden, mr. E.L. Eijkelenboom, mr. S.C. Goedhart, mr. C.P. Kuijer, mr. D. Ottevanger, mr. drs. T.J. Post, I.J. Schipper, mr. S.A. Slootweg, mr. S. van der Slot, mr. V. Twilt en mr. S. Wiersma-Helal.

Geachte confrères, collegae, amici en amicae,

Bijgaand treft u weer een nieuwe VAAN AR Update aan. Klik hier om de pdf vanaf de website te downloaden.

Conceptbesluiten lagere regelgeving WAB
Gisteren, 12 november, is de internetconsultatie opgesteld voor een aantal nadere regelingen en besluiten die (grotendeels) voortvloeien uit de WAB. Het gaat onder meer om de volgende zaken:

  • een regeling voor kleine werkgevers om de transitievergoeding te compenseren als ze hun bedrijf moeten beëindigen wegens pensionering of ziekte;
  • het Besluit loonbegrip wordt aangevuld met een regeling voor arbeidsovereenkomsten die korter dan een maand duren;
  • het derde besluit geeft duidelijkheid welke arbeidsovereenkomsten niet worden gezien als oproepovereenkomst. Dit betreft arbeidsovereenkomsten met vergoede consignatiediensten of vergoede beschikbaarheidsdiensten in de zorg;
  • Wijziging Besluit Wfsv in verband met aanpassing premiedifferentiatie WW en afschaffing sectorfondsen;
  • Wijziging Regeling Wfsv in verband met aanpassing van de premiedifferentiatie voor werknemersverzekeringen; en
  • wijziging van het Besluit voorwaarden in mindering brengen kosten op transitievergoeding (inzetbaarheidskosten eigen werkgever).

Klik hier om de conceptbesluiten en regelingen te raadplegen.

Rechtspraak
Graag wijzen wij u op de volgende uitspraken.

HvJ EU: werkgever heeft vergaande inspanningsplicht werknemer daadwerkelijk vakantieverlof op te laten nemen
In AR 2018-1273 oordeelt het Hof van Justitie EU over de vraag of het vervallen van vakantieaanspraken door het niet opnemen van vakantiedagen in overeenstemming is met artikel 7 van de Arbeidstijdenrichtlijn. Hoewel het Hof in verschillende uitspraken heeft overwogen dat het stellen van een vervaltermijn als zodanig niet in strijd is met de richtlijn, vult het Hof deze rechtsregel aan met de overweging dat een werkgever (op wie de bewijslast rust) wel een vergaande inspanningsplicht heeft de werknemer in staat te stellen met vakantieverlof te gaan. Dit gaat in voorkomende gevallen zo ver dat van een werkgever kan worden verlangd om er concreet en in alle transparantie voor te zorgen dat de werknemer daadwerkelijk de mogelijkheid heeft om zijn jaarlijkse vakantie met behoud van loon op te nemen, en hem er zo nodig formeel toe aan te zetten dat te doen. Daarbij dient hij de werknemer erover te informeren – op precieze wijze en tijdig, zodat die vakantie de betrokkene nog de rust en ontspanning kan bieden waaraan zij wordt geacht bij te dragen – dat hij de vakantie die aan het einde van de referentieperiode of van een toegestane overdrachtsperiode niet is opgenomen, verliest. De verantwoordelijkheid voor het opnemen van jaarlijks vakantieverlof kan niet alleen bij de werknemer liggen. (Zie ook AR 2018-1262.)

HvJ EU: grondrecht vakantieverlof heeft directe werking tussen particulieren
In AR 2018-1274 oordeelt het Hof van Justitie EU over de vraag of bij overlijden van een werknemer de erfgename recht heeft op vergoeding van niet genoten vakantiedagen, ook in het geval het nationale recht bepaalt dat bij overlijden alle aanspraken van vakantieverlof vervallen. Het Hof oordeelt onder verwijzing naar Bollacke dat de erfopvolgers recht hebben op uitbetaling van deze vakantiedagen. Belangrijker nog is de overweging van het Hof over directe werking van vakantieverlofrecht tussen particulieren. Hoewel de richtlijn geen directe werking heeft, volgt uit artikel 32 Handvest Grondrechten EU dat dit ‘grondrecht’ wel degelijk directe werking toekomt. Het feit dat artikelen 51 en 52 Handvest vooral de instellingen als normadressaat nemen, neemt niet weg dat dit recht ook rechtstreeks door particulieren kan worden ingeroepen. Bijgevolg moet de nationale wetgever de strijdige bepaling buiten toepassing laten.

De subjectief dringende reden vormt niet langer een onderdeel van de toets voor verwijtbare werkloosheid
In SZR 2018-0083 buigt de Centrale Raad van Beroep zich over de toets voor verwijtbare werkloosheid. Gelet op de samenhang tussen artikel 7:678 en artikel 7:677 BW is tot dusver het aspect voortvarendheid, waarmee de werkgever heeft gehandeld om tot een beëindiging van het dienstverband te komen, mede bepalend geweest voor het antwoord op de vraag of sprake is van verwijtbare werkloosheid. De hiertegen in hoger beroep aangevoerde gronden, waaronder het verhandelde over deze materie in de literatuur, hebben de Raad ertoe gebracht om zich nader op zijn rechtspraak te beraden. De Raad oordeelt dat de onverwijldheidseis geen voorwaarde is voor de toepassing van artikel 24 WW. Artikel 7:678 van het BW is de maatstaf. Alle omstandigheden van het geval, in onderling verband en samenhang, moeten in aanmerking worden genomen. 

Ruim 25 jaar verrichten van nevenactiviteiten is een arbeidsvoorwaarde die de werkgever op grond van artikel 6:248 BW op termijn van een jaar mag staken
In AR 2018-1267 vindt toepassing van het FNV/Pontmeyer-arrest plaats. Werknemers van het Havenbedrijf mochten – sommigen reeds 25 jaar – als nevenactiviteit werkzaam zijn bij de Watertaxi. In 2017 stelt Havenbedrijf zich op het standpunt dat vanwege de gewijzigde handhavingstaken, een (schijn van) belangverstrengeling kan ontstaat indien collega’s van het Havenbedrijf hun collega’s, soms zelfs leidinggevende, op het water moeten controleren. De rechter oordeelt dat wel degelijk sprake is van een arbeidsvoorwaarde, maar dat het Havenbedrijf deze voorwaarde eenzijdig mag intrekken per december 2019.

Doen van onderzoek naar ongewenst gedrag op de werkvloer is niet in strijd met de AVG
In AR 2018-1269 oordeelt de rechter dat het door een extern onderzoeksbureau verrichte onderzoek naar het vermeend ongewenste gedrag van werkneemster niet in strijd is met de AVG. Dat het externe bureau geen vergunning had, kan werkgever niet worden aangerekend voor zover dit al relevant is gezien het type onderzoek dat heeft plaatsgevonden. Verder meent de rechter dat in dit geval de werkgever een rechtvaardigingsgrond heeft voor de verwerking van persoonsgegevens op grond van artikel 6 AVG.

Voorwaardelijk concurrentiebeding in strijd met schriftelijkheidsvereiste
In AR 2018-1270 oordeelt het hof dat een concurrentiebeding in een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd dat pas gelding krijgt indien sprake is van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd, geen werking heeft indien dit beding uit de eerste arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd niet is aangehecht aan de omzettingsbrief naar onbepaalde tijd.

Financieel directeur Pathé die ruim 19 miljoen overmaakt aan fraudeurs door ‘CEO-fraude’-mails ten onrechte op staande voet ontslagen
In de media werd afgelopen week bekend dat Pathé was getroffen door een e-mailfraude als gevolg waarvan ruim € 19 miljoen schade is geleden. De financieel directeur werd op staande voet ontslagen wegens het negeren van ‘red flags’. De kantonrechter vernietigt de opzegging, maar ontbindt de arbeidsovereenkomst wegens een verstoorde arbeidsrelatie (AR 2018-1261).

Vragen of opmerkingen
Indien u problemen ondervindt met inloggen, kunt u contact opnemen met het secretariaat van de VAAN via het telefoonnummer 0343-430600 of via het e-mailadres secretariaat@vaan-arbeidsrecht.nl. Mocht u vragen of opmerkingen hebben over deze nieuwsbrief, dan kunt u mailen naar ar-updates@budh.nl.

Rest ons nog u een bijzonder fijne dag toe te wensen.

Hof van Justitie van de Europese Unie

Hof

Rechtbank