Naar boven ↑

Update

Nummer 50, 2022
Uitspraken van 07-12-2022 tot 14-12-2022
Redactie: prof. mr. dr. A.R. Houweling, mr. L. Kirkpatrick, mr. M. Assenberg van Eijsden, mr. E.L. Eijkelenboom, mr. S.C. Goedhart, mr. C.P. Kuijer, mr. D. Ottevanger, mr. drs. T.J. Post, I.J. Schipper, mr. S.A. Slootweg, mr. S. van der Slot, mr. V. Twilt en mr. S. Wiersma-Helal.

Geachte confrères, collegae, amici en amicae,

Bijgaand treft u weer een nieuwe VAAN AR update aan. Klik hier om de pdf vanaf de website te downloaden.

Wetsvoorstel certificering uitzendbureaus voor advies naar de Raad van State
Vrijdag 9 december heeft de ministerraad ingestemd met het wetsvoorstel certificering uitzendbureaus. Het wetsvoorstel wordt voor advies aan de Raad van State gezonden. Het doel van de wet is dat uitzendbureaus al hun werknemers onder goede werk- en woonomstandigheden laten werken. Daarvoor moeten alle uitzendbureaus gaan voldoen aan een certificeringsplicht. Na ommekomst van het advies zal het wetsvoorstel in het voorjaar van 2023 naar de Tweede Kamer gaan, waarna in 2024 alle uitzendbureaus een certificaat moeten aanvragen.

Voor het uitgeven van certificaten wordt komend jaar een nieuwe organisatie opgericht die in de zomer van 2024 operationeel moet zijn. Om te zorgen dat uitzendbureaus zo vroeg mogelijk een certificaat aanvragen, worden ze via een ingroeimodel gestimuleerd om voor 1 augustus 2024 een certificaat aan te vragen. Daarvoor moet het uitzendbureau voldoen aan de eisen voor het certificaat.

De Arbeidsinspectie wordt vanaf 2023 uitgebreid om te handhaven op de certificeringsplicht. De Arbeidsinspectie gaat handhaven vanaf het moment dat uitzendbureaus in staat zijn gesteld om een certificaat te krijgen. Dat zal, afhankelijk van de parlementaire behandeling en de uitvoering, op 1 januari 2025 zijn. Vanaf dat moment zullen uitzendbureaus die zonder certificaten arbeidskrachten (waaronder arbeidsmigranten) beschikbaar stellen, beboet worden. Ook inleners die uitzendkrachten van niet-gecertificeerde bureaus inlenen, kunnen een boete krijgen.

Rechtspraak

Zorgplicht werkgever: plaatjes en pictogrammen beter dan mondelinge instructies
In AR 2022-1374 oordeelt de rechter over werkgeversaansprakelijkheid als volgt. Inlener heeft toegelicht dat in zijn bedrijf veel werknemers werkzaam zijn die Arabisch spreken en de Nederlandse taal niet machtig zijn en/of laaggeletterd zijn. Hij heeft toegelicht dat de instructie over het laden daarom mondeling in jip-en-janneketaal wordt uitgelegd en voorgedaan en dat daarna wel tien keer wordt gevraagd of de instructie duidelijk is. Daar is wel iets bij voor te stellen, maar daarmee heeft hij niet aan zijn zorgplicht voldaan. In de situatie die hij heeft beschreven, ligt het voor de hand om bijvoorbeeld met beeldtaal en pictogrammen te werken, schriftelijke instructies in het Arabisch te verstrekken en de mondelinge instructies met een tolk uit te leggen en/of voor te doen en tot slot inderdaad te toetsen of de werknemers de instructie begrepen hebben en de toepassing ervan te controleren. De mondelinge instructie die inlener heeft gegeven is dus niet voldoende.

Overgang van onderneming en dynamische incorporatie: hebben werknemers met aanvaarding nieuwe arbeidsovereenkomst hun dynamische loonsverhoging prijsgegeven?
In AR 2022-1355 oordeelt het hof over de vraag of een dynamisch incorporatiebeding van een cao na overgang van onderneming recht blijft geven op loonsverhogingen uit de cao van de vervreemder. Het hof leidt uit het Asklepios-arrest (HvJ EU 27 april 2017, ECLI:EU:C:2017:317) af dat een dynamisch incorporatiebeding overgaat op de verkrijger, mits de verkrijger naar nationaal recht de mogelijkheid heeft om een aanpassing van arbeidsvoorwaarden te bewerkstelligen. Het hof is van oordeel dat dit naar Nederlands recht mogelijk is en ook partijen gaan daarvan uit. Immers, de verkrijger heeft naar Nederlands recht de mogelijkheid om met de werknemer een nieuwe arbeidsovereenkomst te sluiten (waarvoor natuurlijk wel wilsovereenstemming nodig is), of, indien in de arbeidsovereenkomst een wijzigingsbeding is opgenomen, met een beroep op artikel 7:613 BW een wijziging tot stand te brengen of, indien zo’n wijzigingsbeding ontbreekt, met een beroep op artikel 7:611 BW en/of artikel 6:248 lid 2 BW (en onder verwijzing naar de maatstaf zoals geformuleerd door de Hoge Raad in HR 11 juli 2008, ECLI:NL:HR:2008:BD1847, Stoof/Mammoet) een aanpassing te bewerkstelligen. Dat betekent dat naar Nederlands recht een dynamisch incorporatiebeding mee overgaat op de verkrijger. In dit geval zou het dynamisch incorporatiebeding mee zijn overgegaan, maar IDL heeft gebruikgemaakt van de mogelijkheid om een aanpassing van de arbeidsvoorwaarden te bewerkstelligen. IDL heeft dat gedaan door de werknemers een nieuwe arbeidsovereenkomst voor te leggen, waarbij hij duidelijk heeft gemaakt dat hij niet gebonden wilde zijn aan loonsverhogingen in een nieuwe cao en dat loonsverhogingen in de toekomst afhankelijk zouden worden van de bedrijfsresultaten. De werknemers hebben daarmee (welbewust) ingestemd. De vrijheid van ondernemerschap brengt mee dat IDL de mogelijkheid had om met de werknemers voor wat betreft toekomstige voorwaarden anders overeen te komen. 

Vragen of opmerkingen
Indien u problemen ondervindt met inloggen, kunt u contact opnemen met het secretariaat van de VAAN via het telefoonnummer 0343-430600 of via het e-mailadres secretariaat@vaan-arbeidsrecht.nl. Mocht u vragen of opmerkingen hebben over deze nieuwsbrief, dan kunt u mailen naar ar-updates@budh.nl.

Rest ons nog u een bijzonder fijne dag toe te wensen.

Hof

Rechtbank