Naar boven ↑

Update

Nummer 8, 2018
Uitspraken van 14-02-2018 tot 19-02-2018
Redactie: prof. mr. dr. A.R. Houweling, mr. L. Kirkpatrick, mr. M. Assenberg van Eijsden, mr. E.L. Eijkelenboom, mr. S.C. Goedhart, mr. C.P. Kuijer, mr. D. Ottevanger, mr. drs. T.J. Post, I.J. Schipper, mr. S.A. Slootweg, mr. S. van der Slot, mr. V. Twilt en mr. S. Wiersma-Helal.

Geachte confrères, collegae, amici en amicae,

Bijgaand treft u weer een nieuwe VAAN AR update aan. Klik hier om de pdf vanaf de website te downloaden.

Rechtspraak

Graag wijzen wij u op de volgende uitspraken.

Hoge Raad: ontbindingstermijn geldt niet in appèl
In AR 2018-0214 oordeelt de Hoge Raad (onder meer) over de vraag of in geval van ontbinding in appèl de ‘ontbindingstermijn’ moet worden toegepast. De Hoge Raad oordeelt als volgt. Artikel 7:683 lid 5 BW verklaart artikel 7:671b BW van overeenkomstige toepassing 'ten aanzien van de toekenning van een vergoeding'. Gelet op deze bewoordingen en de totstandkomingsgeschiedenis van artikel 7:683 BW (zie Kamerstukken II 2013/14, 33 818, nr. 3, p. 120) zijn in hoger beroep de in artikel 7:671b lid 8 onder a BW opgenomen voorschriften met betrekking tot de door de rechter in acht te nemen termijn niet van toepassing, en is de appèlrechter vrij in het bepalen van het tijdstip waarop de arbeidsovereenkomst eindigt, met dien verstande dat het moet gaan om een in de toekomst gelegen tijdstip.

Hoge Raad: disfunctioneren en verstoorde arbeidsverhouding en reflexwerking Beleidsregels ontslagtaak UWV 2012
In AR 2018-0214 staat voorts de vraag centraal in hoeverre ‘bewijs’ moet zijn geleverd van disfunctioneren. De Hoge Raad nuanceert allereerst het leveren van ‘bewijs’, in die zin dat voldoende aannemelijk maken volstaat. Bovendien geldt dat de werkgever een zekere mate van beoordelingsvrijheid toekomt ten aanzien van het goed of niet goed functioneren in de bedongen arbeid.

In AR 2018-0216 staat de vraag centraal of verwijtbaarheid aan de zijde van de werknemer is vereist voor een succesvol beroep op de g-grond. De Hoge Raad beantwoordt deze vraag ontkennend. De omstandigheid dat de werkgever van het ontstaan of voortbestaan van de verstoring in de arbeidsverhouding een verwijt kan worden gemaakt, staat op zichzelf evenmin aan ontbinding op de g-grond in de weg.

In dezelfde uitspraak laat de Hoge Raad zich uit over de vermeende schending van de herplaatsingsplicht van artikel 7:669 lid 1 BW. Volgens de Hoge Raad geldt als uitgangspunt ook bij een g-grond de herplaatsingsplicht, maar mocht het hof in de concrete omstandigheden van dit geval (de verstoorde arbeidsverhouding) herplaatsing niet in de rede achten.

In de eerste uitspraak stond voorts nog de vraag centraal of de gronden van artikel 7:669 lid 3 BW getoetst moeten worden aan de hand van het Ontslagbesluit en de Beleidsregels ontslagtaak UWV. De Hoge Raad oordeelt dat van deze (grotendeels vervallen) regelingen geen bindende werking uitgaat, maar dat de rechter bij zijn oordeelsvorming of sprake is van een van de ontslaggronden van artikel 7:669 lid 3 BW, acht mag slaan op de in deze oude regelgeving vervatte gezichtspunten. Uit de totstandkomingsgeschiedenis van de WWZ valt immers af te leiden dat de in artikel 7:669 lid 3 BW omschreven ontslaggronden aan deze oude regelgeving zijn ontleend en dat op dat punt geen wijziging is beoogd.

Prejudiciële vragen aan Hoge Raad over loondoorbetaling na ‘kleine Diko-onslag’
In AR 2018-0230 stelt het Hof Amsterdam prejudiciële vragen aan de Hoge Raad inzake de loondoorbetaling tussen moment van ontslag op staande voet tot einde in hoger beroep, indien de kantonrechter tot vernietiging van de opzegging heeft geoordeeld en de appèlrechter alsnog het ontslag op staande voet juist oordeelt. Kan de loonaanspraak over de tussenliggende periode geheel of gedeeltelijk via artikel 7:628 BW worden beperkt of uitgesloten?

In AR 2017-0701 oordeelt het Hof Arnhem-Leeuwarden deze vraag bevestigend. Tegen die uitspraak loop inmiddels cassatieberoep.

Plaatsen bericht van ontslagen medewerkster op Facebook Kinderdagverblijf leidt niet tot schadevergoeding wegens ontbreken van schade
In AR 2018-0223 oordeelt de rechter over een kleine Diko-achtige kwestie. Een medewerkster van een kinderdagverblijf ‘vergeet’ een baby en sluit het dagverblijf af. Als een kwartier later een bezorgde moeder voor afgesloten en donker gebouw staat, blijkt de baby nog op de slaapzaal te liggen. Werkneemster wordt op staande voet ontslagen. Werkgever maakt melding van dit incident op Facebook. Werkneemster vordert schadevergoeding. Werkgever ook. Volgens de kantonrechter heeft werkneemster niet opzettelijk of bewust roekeloos gehandeld, zodat de schade niet op grond van artikel 7:661 BW voor vergoeding in aanmerking komt. Het bericht op Facebook kan ertoe hebben bijgedragen dat werkneemster minder makkelijk een job vindt op grond waarvan de werkgever schade dient te vergoeden (ECLI:NL:GHSHE:2017:115). In dit geval heeft werkneemster onvoldoende de schade gesteld.

Straatracende piloot mag niet door Transavia worden ontslagen
In AR 2018-0240 treffen we de in de media veel besproken Staatracende piloot-zaak aan. Op 16 maart 2016 vond in Loosdrecht als gevolg van een straatrace een ernstig ongeval plaats, waarbij zowel werknemer als de vader van werknemer betrokken was. Het ongeval heeft veel media-aandacht gekregen omdat een negentien jaar oud slachtoffer hierbij om het leven is gekomen, nadat haar auto vol in de flank werd geraakt door de Porsche waarin de vader van werknemer reed. Werknemer reed op dat moment in een andere auto achter zijn vader. Op 17 november 2016 is werknemer veroordeeld voor het tezamen met zijn vader veroorzaken van gevaar op de weg. Als gevolg van deze veroordeling heeft Transavia werknemer op non-actief gesteld. Transavia verzoekt de kantonrechter de arbeidsovereenkomst met werknemer te ontbinden; primair op de e-grond en subsidiair op de h-grond. In dit verband heeft Transavia aangevoerd dat uit de uitkomst van het strafrechtelijke vonnis kan worden afgeleid dat werknemer (1) geen verantwoordelijkheid neemt voor zijn gedrag en (2) Transavia onjuist heeft voorgelicht over zijn gedragingen. De ontbindingsrechter wijst het verzoek van Transavia af. Van belang daarbij acht de rechter in het bijzonder dat Transavia werknemer een vast contract heeft aangeboden, terwijl op dat moment werknemer reeds als verdachte was aangemerkt in de strafzaak. Hierdoor is bij werknemer in ieder geval het vertrouwen gewekt dat een eventuele strafrechtelijke veroordeling geen gevolgen zou hebben voor zijn werk als piloot. Ten slotte heeft Transavia zich voor het vaststaan van de verweten gedragingen beroepen op de inhoud van het strafvonnis, terwijl werknemer de in het vonnis bewezen verklaarde gedragingen betwist en hiertegen hoger beroep heeft ingesteld. De kantonrechter ziet dan ook geen reden om vooruitlopend op het strafvonnis in hoger beroep de arbeidsovereenkomst te ontbinden.

Vragen of opmerkingen

Indien u problemen ondervindt met inloggen, kunt u contact opnemen met het secretariaat van de VAAN via het telefoonnummer 0343-430600 of via het e-mailadres secretariaat@vaan-arbeidsrecht.nl. Mocht u vragen of opmerkingen hebben over deze nieuwsbrief, dan kunt u mailen naar ar-updates@budh.nl.

Rest ons nog u een bijzonder fijne dag toe te wensen.

Hoge Raad

Hof

Rechtbank