Naar boven ↑

Update

Nummer 14, 2020
Uitspraken van 01-04-2020 tot 08-04-2020
Redactie: prof. mr. dr. A.R. Houweling, mr. L. Kirkpatrick, mr. M. Assenberg van Eijsden, mr. E.L. Eijkelenboom, mr. S.C. Goedhart, mr. C.P. Kuijer, mr. D. Ottevanger, mr. drs. T.J. Post, I.J. Schipper, mr. S.A. Slootweg, mr. S. van der Slot, mr. V. Twilt en mr. S. Wiersma-Helal.

Geachte confrères, collegae, amici en amicae,

Bijgaand treft u weer een nieuwe VAAN AR Update aan. Klik hier om de pdf vanaf de website te downloaden.

SZW en UWV lichten NOW toe in Webinar
Vorige week berichtten wij u over de NOW. Nadat de regeling in de Staatscourant is verschenen is op 3 april een wijziging aangebracht. De integrale regeling is hier te raadplegen.

Belangrijkste wijziging is een nieuw vijfde lid in artikel 7 waarin de ‘sanctie’ op het indienen van een aanvraag bij UWV voor a-ontslag is opgenomen als: D x 1,5 x 3 x 1,3 x 0,9 (50% ‘boetekorting’ op de loonsom van de werknemers voor wie toestemming wordt gevraagd aan UWV). Deze ‘boetekorting’ was al in de eerste versie van de Regeling opgenomen, maar maakte toen nog onderdeel uit van de hoofdformule met constante A, waardoor de boete van 50% werd gematigd met de factor A. Dit was een onbedoeld effect. Vandaar de afzonderlijke plaatsing in lid 5.

Voorts blijkt uit de toelichting bij de wijziging van 3 april jl. duidelijker dat artikel 7 lid 2 Regeling géén onbedoeld effect heeft op de subsidieomvang. Ook hier is de constante A bewust achterwege gebleven. Hierdoor leidt elke euro loonsomverlaging in de subsidieperiode tot 90 cent minder subsidie (in plaats van 90 cent maal percentage omzetdaling). Bijgevolg heeft de verplichting van artikel 13 sub a Regeling (loonsom zo veel mogelijk gelijk houden) meer dan een symbolische betekenis, want raakt direct de omvang van de subsidie.

Op dinsdag 7 april jl. heeft SZW en UWV een webinar verzorgd waarin de regeling is toegelicht. U kunt het webinar hier terugzien.

Rechtspraak
Graag wijzen wij u op de volgende uitspraken.

I-grond: rechters blijven terughoudend
In AR 2020-0369 oordeelt de rechter over de i-grond. De werkgever had een onvoldragen d-grond aangevoerd en vervolgens geprobeerd via een vaststellingsovereenkomst tot een einde te komen. De onderhandelingen mislukte en daaruit leidde de werkgever een (begin van een) verstoorde arbeidsrelatie af. Volgens de rechter is van een d- noch g-grond sprake. Wat de combinatie van d- en g-grond tot een voldragen i-grond zou maken, was volgens de rechter onvoldoende aannemelijk gemaakt.

Onrechtmatig verkregen bewijs: werkgever draagt zelf onderzoekskosten als sanctie op schending privacy
In AR 2020-0364 oordeelt het Hof Den Haag op fraaie wijze over het onrechtmatig verkregen bewijs, zoals geleverd door de werkgever. Door middel van videobeelden toonde werkgever aan dat werknemer tot veel meer in staat was dan hij bij de bedrijfsarts kenbaar maakte. Om die reden is werknemer terecht op staande voet ontslagen. Of sprake is van onrechtmatig verkregen bewijs wordt beantwoord aan de hand van ‘noodzakelijkheid’ en ‘proportionaliteit’. Nu video-observatie ‘noodzakelijk’ was, maar de duur en intensiteit buitenproportioneel, acht het hof een maatregel aangewezen: de onderzoekskosten van de werkgever worden niet verhaald op werknemer.

Loon bij ontslag op staande voet (Wilco-situatie)
In dezelfde uitspraak overweegt het hof over het loon tussen ontslag op staande voet, vernietiging opzegging door kantonrechter en oordeel in appel, aldus: ‘Het door werkgever aan werknemer gegeven ontslag op staande voet is in eerste aanleg ten onrechte vernietigd, zodat vast staat dat het ontslag aan werknemer rechtsgeldig is gegeven. Door ILS is in beginsel geen loon verschuldigd over de periode vanaf het ontslag op staande voet op 15 maart 2019 tot aan het einde van de arbeidsovereenkomst per 1 juli 2019. Dit impliceert dat het aan werknemer betaalde loon als onverschuldigd betaald heeft te gelden. Vast staat dat werknemer na 15 maart 2019 geen arbeid meer heeft verricht. Uitgangspunt is, nu werknemer (achteraf bezien: in hoger beroep) terecht op staande voet is ontslagen, de oorzaak van het niet verrichten van werk in redelijkheid niet voor rekening van ILS komt als bedoeld in artikel 7:628 lid 1 BW. Dit betekent dat werknemer geen aanspraak heeft op loon. Dit is in overeenstemming met de tekst en strekking van art. 7:677 lid 1 BW in verbinding met art. 7:678 lid 1 BW (zie HR 13 juli 2018, ECLI:NL:HR:2018:1209, Wilco). Omstandigheden die een uitzondering op dit uitgangspunt rechtvaardigen zijn gesteld noch gebleken.’

Functieprofiel voor 30 uur per week staat niet aan Wfw wijziging in de weg
In AR 2020-0365 oordeelt het hof over een weigering van werkgever de arbeidsomvang van 30 uur op verzoek van werkneemster bij te stellen naar 24 uur. De omstandigheid dat in de personeelsgids de functie met een omvang van ten minste 30 uur is opgesteld, is onvoldoende ‘zwaarwegend’ om het verzoek te weigeren. Van financieel nadeel en onmogelijkheid is niet gebleken, nu werkneemster feitelijk al anderhalf jaar de functie in 24 uur uitoefent.

Ontslag op staande voet op datum x onder opschortende voorwaarde van minnelijke regeling binnen termijn y blijft onverwijld verleend
In AR 2020-0388 oordeelt de kantonrechter dat het ontslag op staande voet van 20 december onder de opschortende voorwaarde dat werkneemster uiterlijk 24 december akkoord moet gaan met een vaststellingsovereenkomst, voldoende onverwijld is verleend. De kantonrechter acht voldoende aannemelijk gemaakt dat de brief van 27 december 2019 – die volgens werkgever vanwege Kerstmis eerst op deze datum is verstuurd – slechts nog ter bevestiging van het ontslag op staande voet diende en dat voor werkneemster voldoende duidelijk moet zijn geweest welke gedragingen werkgever hebben bewogen tot dat ontslag.

Gedetineerden zijn niet werkzaam op basis van een arbeidsovereenkomst
In AR 2020-0386 oordeelt de rechter naar aanleiding van een ‘bedrijfsongeval’ over de rechtsverhouding tussen de PI en gedetineerde als volgt: tussen hen is geen sprake van een arbeidsovereenkomst. Hiertoe wordt overwogen dat gedetineerde weliswaar arbeid verricht, (een bescheiden) loon ontvangt en er sprake is van een gezagsverhouding, maar dat partijen hiertoe geen overeenkomst hebben gesloten. De rechten en plichten die verband houden met het verrichten van werk in de PI vloeien voort uit de Penitentiaire Beginselenwet en niet uit een tussen partijen gesloten overeenkomst. Evenmin slaagt het beroep op artikel 7:658 lid 4 BW (Davelaar/Allspan), omdat geen sprake is van ‘in de uitoefening van het beroep of bedrijf’ van de PI. Het doel van de PI is niet om werk te verschaffen, maar om mensen te detineren.

Vragen of opmerkingen
Indien u problemen ondervindt met inloggen, kunt u contact opnemen met het secretariaat van de VAAN via het telefoonnummer 0343-430600 of via het e-mailadres secretariaat@vaan-arbeidsrecht.nl. Mocht u vragen of opmerkingen hebben over deze nieuwsbrief, dan kunt u mailen naar ar-updates@budh.nl.

Rest ons nog u een bijzonder fijne dag toe te wensen.

Hof

Rechtbank

Centrale Raad van Beroep