Naar boven ↑

Update

Nummer 22, 2020
Uitspraken van 27-05-2020 tot 03-06-2020
Redactie: prof. mr. dr. A.R. Houweling, mr. L. Kirkpatrick, mr. M. Assenberg van Eijsden, mr. E.L. Eijkelenboom, mr. S.C. Goedhart, mr. C.P. Kuijer, mr. D. Ottevanger, mr. drs. T.J. Post, I.J. Schipper, mr. S.A. Slootweg, mr. S. van der Slot, mr. V. Twilt en mr. S. Wiersma-Helal.

Geachte confrères, collegae, amici en amicae,

Bijgaand treft u weer een nieuwe VAAN AR Update aan. Klik hier om de pdf vanaf de website te downloaden.

Rechtspraak
Graag wijzen wij u op de volgende uitspraken.

Corona-uitspraak: eenzijdig 50% loonopschorting niet gerechtvaardigd, loonoffers wel(licht) mogelijk
In AR 2020-0593 oordeelt de Kantonrechter Amsterdam in kort geding over de vraag of werkgever, restauranthouder, gerechtigd is eenzijdig en zonder overleg 50% van het loon tot nadere orde op te schorten. De werkgever had 60% van de loonsom januari aan voorschot op grond van de NOW ontvangen en het personeel vervolgens 50% loon uitbetaald onder opschorting van het restant. De kantonrechter oordeelt in r.o. 10 het volgende:

‘Voldoende aannemelijk is dat bij Dam door de buitengewone omstandigheden waarin zij nu verkeert, een onvoorziene, bedrijfseconomische noodsituatie aanwezig is. Dam heeft een zwaarwichtig belang dat in beginsel mee brengt dat van de medewerkers van Dam gevraagd kan worden om – in overleg – bepaalde arbeidsrechtelijke aanspraken op te schorten of zelfs helemaal prijs te geven. Echter, het eenzijdig en zonder nader overleg genomen besluit van Dam tot betaling van de 50% van het salaris brengt voor [eiser] een te grote inkomensachteruitgang mee, waardoor hij in financiële problemen komt. [eiser] is – zo is door Dam niet betwist – van zijn loon afhankelijk om in zijn levensonderhoud te kunnen voorzien. De wederzijdse belangen wegende kan van [eiser] naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet verlangd worden dat hij over meerdere maanden met 50% opschorting van zijn salaris instemt, ook omdat niet vast staat wanneer Dam dan wel over voldoende middelen zou beschikken om de achterstand(en) in te lopen.’

Ook komt het verplicht opnemen van vakantiedagen aan de orde, maar daarover wordt geen inhoudelijk oordeel gegeven.

Hoge Raad over billijke vergoeding
In AR 2020-0616 verfijnt de Hoge Raad zijn Zinzia- en New Hairstyle-beschikkingen waar het de begroting van de billijke vergoeding ex artikel 7:683 BW betreft. In een lastige ‘zieke werknemer-kwestie’ met wisselende en tegenstrijdige oordelen van de bedrijfsarts en het UWV oordeelt het hof uiteindelijk dat werkgever werknemer niet op staande voet had mogen ontslaan. In plaats van herstel kent het hof werknemer een billijke vergoeding toe van € 15.000. Volgens de Hoge Raad is dit bedrag ontoereikend gemotiveerd, omdat het hof in het geheel niet de begroting van de ‘loonschade’ door werknemer opgemaakt van een veelvoud van dit bedrag heeft laten meewegen. Ook de incidentele grief van werkgever slaagt. Uit de motivering van het hof bleek niet de rechtens relevante omstandigheid dat werknemer nog maar 1,5 jaar in dienst was bij werkgever.

Hoge Raad over ‘nauwere band-criterium’ (art. 8 lid 4 Rome I)
In AR 2020-0599 staat de vraag centraal welk recht van toepassing is op een in Nederland wonende en werkende piloot, met rechtskeuze voor Turks recht. Het hof oordeelde dat Nederlands recht van toepassing is. In cassatie staat artikel 8 lid 4 Rome I centraal. Bij de beantwoording van de vraag of de arbeidsovereenkomst een kennelijk nauwere band heeft met een ander land dan het gewone werkland, dient de rechter volgens de rechtspraak van het Hof van Justitie EU rekening te houden met alle factoren die de arbeidsbetrekking kenmerken. Belangrijke factoren zijn in welk land de werknemer belastingen en heffingen op inkomsten uit arbeid betaalt en in welk land hij is aangesloten bij de sociale zekerheid en de verschillende pensioen-, ziektekostenverzekerings- en invaliditeitsregelingen. Bovendien dient de rechter rekening te houden met alle omstandigheden van de zaak, zoals met name de criteria betreffende de vaststelling van het salaris en de andere arbeidsvoorwaarden. Het hof heeft zijn oordeel dat de arbeidsovereenkomst geen kennelijk nauwere band heeft met Turkije dan met Nederland, gegrond op dezelfde omstandigheden als die waarop het zijn oordeel heeft gebaseerd dat Nederland het gewone werkland van werknemer is. Weliswaar is het hof daarbij ingegaan op enkele van de door Turistik Hava in cassatie aangevoerde omstandigheden, maar het hof heeft nagelaten om kenbaar in zijn beoordeling te betrekken hetgeen Turistik Hava heeft aangevoerd ten aanzien van het land waar werknemer belastingen en heffingen op inkomsten uit arbeid betaalt, het land waar hij is aangesloten bij de sociale zekerheid en de criteria betreffende de vaststelling van het salaris van werknemer. Het hof heeft dus verzuimd om voldoende kenbaar in zijn beoordeling te betrekken enkele van de hiervoor genoemde factoren en omstandigheden waaraan bij de toepassing van de uitzonderingsbepaling van artikel 8 lid 4 Rome I belangrijke betekenis toekomt en waarmee de rechter rekening moet houden.

Prejudiciële vragen Heiploeg definitief
In AR 2020-0615 treffen we de definitieve vraagstelling van de Hoge Raad aan het Hof van Justitie EU aan inzake Heiploeg. Ten opzichte van de voorgenomen vraagstelling op 17 april 2020, lijkt met name vraag 2 sub i een aanscherping te hebben ondergaan. Nu is uitdrukkelijk bepaald dat ‘de beoogd curator en de beoogd rechter-commissaris niet over wettelijke bevoegdheden beschikken’. To be continued.

Is sprake van een dynamisch incorporatiebeding ‘cao voor de confectie-industrie’
Heeft werknemer recht op 100% doorbetaling van loon tijdens de eerste zes maanden ziekte op grond van de huidige cao MITT? Dat was de centrale vraag in AR 2020-0584. Volgens het hof is sprake van een dynamisch incorporatiebeding, omdat in het artikel geen verwijzing is opgenomen naar een specifieke versie van de cao, terwijl algemeen bekend is dat cao’s periodiek inhoudelijk kunnen wijzigen. Naar het oordeel van het hof is met de verwijzing naar de cao ‘voor de confectie-industrie’ de cao MITT 2016/2019 bedoeld, gelet op de werkingssfeerbepaling en de activiteiten van werkgever, te weten het vervaardigen van werkkleding. Bijgevolg kan werknemer aanspraak maken op deze aanvulling op basis van zijn incorporatiebeding uit 1996.

Vragen of opmerkingen
Indien u problemen ondervindt met inloggen, kunt u contact opnemen met het secretariaat van de VAAN via het telefoonnummer 0343-430600 of via het e-mailadres secretariaat@vaan-arbeidsrecht.nl. Mocht u vragen of opmerkingen hebben over deze nieuwsbrief, dan kunt u mailen naar ar-updates@budh.nl.

Rest ons nog u een bijzonder fijne dag toe te wensen.

Hoge Raad

Hof

Rechtbank