Naar boven ↑

Update

Nummer 26, 2020
Uitspraken van 25-06-2020 tot 01-07-2020
Redactie: prof. mr. dr. A.R. Houweling, mr. L. Kirkpatrick, mr. M. Assenberg van Eijsden, mr. E.L. Eijkelenboom, mr. S.C. Goedhart, mr. C.P. Kuijer, mr. D. Ottevanger, mr. drs. T.J. Post, I.J. Schipper, mr. S.A. Slootweg, mr. S. van der Slot, mr. V. Twilt en mr. S. Wiersma-Helal.

Geachte confrères, collegae, amici en amicae,

Bijgaand treft u weer een nieuwe VAAN AR Update aan. Klik hier om de pdf vanaf de website te downloaden.

Rechtspraak
Graag wijzen wij u op de volgende uitspraken.

HvJ EU: werknemer behoudt recht op vakantieopbouw over periode onrechtmatig ontslag en werkhervatting
In AR 2020-0709 oordeelt het Hof van Justitie EU over de vraag of een werknemer vakantiedagen opbouwt over de periode gelegen tussen het onrechtmatig verleende ontslag en de daadwerkelijke werkhervatting. In zowel Bulgarije als Italië is aan de verwerving van een dergelijk recht ‘daadwerkelijke arbeidsverrichting’ vereist. Het Hof oordeelt dat naar analogie van zieke werknemers, in dit geval de voorwaarde van daadwerkelijke arbeidsverrichting niet is toegestaan. Bovendien – en anders dan bij ziekte – geldt in dit geval dat er geen verval van aanspraken door een overdrachtsperiode aan de orde mag zijn. Het niet werken is immers volledig aan de werkgever te wijten. Als een werknemer in de tussenliggende periode elders heeft gewerkt, komt de opbouw van vakantieverlof in mindering op het verschuldigde saldo bij de werkgever.

AOW-ontslag ex artikel 7:669 lid 4 BW: arbeidsovereenkomst = arbeidsverhouding
In AR 2020-0697 staat de uitleg van artikel 7:669 lid 4 BW centraal. In dit artikel is bepaald dat de werkgever de arbeidsovereenkomst van een AOW’er tegen of na de AOW-leeftijd mag opzeggen, mits de arbeidsovereenkomst voor die AOW-leeftijd is aangegaan. De arbeidsovereenkomst is van rechtswege geëindigd bij het bereiken van de AOW-leeftijd. Nadien is de arbeidsovereenkomst meermalen voortgezet. Als werkgever de arbeidsovereenkomst met de 73-jarige werknemer opzegt, rijst de vraag of dit nog is toegestaan op grond van het vierde lid. De kantonrechter oordeelt dat het feit dat werknemer bij het aangaan van deze laatste arbeidsovereenkomst reeds geruime tijd AOW-gerechtigd was, niet aan toepassing van de opzeggingsbevoegdheid van artikel 7:669 lid 4 BW in de weg staat. Gelet op de ratio achter het artikel is het juist de bedoeling van de regering geweest om geen belemmeringen op te werpen om AOW-gerechtigden in dienst te nemen of te houden. In dat licht moet aansluiting worden gezocht bij de aanvang van de arbeidsrelatie tussen partijen in 2010 en niet bij de aanvang van de laatste arbeidsovereenkomst in 2016. Bij de aanvang van de arbeidsrelatie in 2010 had werknemer de AOW-leeftijd nog niet bereikt.

Vaste juni-bonus pro rata uitkeren bij ontslag
In AR 2020-0703 staat de vraag centraal of de bonus in juni een ‘vaste arbeidsvoorwaarde’ is geworden en indien een werknemer eerder wordt ontslagen deze bonus pro rata verschuldigd is. Volgens werkgever was sprake van een discretionaire toekenning en geen verworven recht. De kantonrechter oordeelt anders. Nu jaarlijks de bonus in juni werd toegekend en deze overigens niet afhankelijk gesteld was van resultaten van de onderneming, behoort de bonus tot de vaste arbeidsvoorwaarden. Omdat bovendien niet als vereiste is gesteld dat werknemer in juni nog in dienst is, komt hem pro rata de bonus over de periode tot juni toe.

Geen uitkering wachtgeldregeling VVT, dus ook geen TV?
In AR 2020-0707 staat de vraag centraal of een werknemer die vanwege uitval wegens ziekte geen WW en daardoor geen wachtgeldregeling krijgt uitgekeerd, alsnog aanspraak kan maken op  een (compensatie voor het mislopen van de) transitievergoeding. In dit geval is sprake van toepassing van het Besluit overgangsrecht transitievergoeding.  Als gevolg daarvan heeft werkneemster geen recht op de transitievergoeding ‘indien de werknemer op grond van tussen de werkgever of verenigingen van werkgevers en verenigingen van werknemers gemaakte afspraken recht heeft op vergoedingen of voorzieningen als bedoeld in artikel XXII, zevende lid, van de Wet werk en zekerheid’ zoals artikel 2 lid 1 van het besluit bepaalt. Een wachtgeldregeling is zo’n voorziening wegens het beëindigen van de arbeidsovereenkomst. De wetgever heeft met de overgangsregeling willen bereiken dat na invoering van het nieuwe ontslagrecht per 1 juli 2015 eerder gemaakte collectieve afspraken over bijvoorbeeld wachtgeld zouden voorgaan op de transitievergoeding. Werkneemster heeft in beginsel recht op wachtgeld, alleen komt dat in haar geval niet tot uitkering, zoals dat ook het geval is bij werknemers die aansluitend ander werk vinden zonder salarisverlies. De minister die het besluit genomen heeft, heeft onder ogen gezien dat een individuele werknemer als gevolg van de overgangsregeling slechter af kan zijn dan met de transitievergoeding, maar heeft er bewust voor gekozen geen overbruggingsmaatregel te nemen. Het bestaan van de wachtgeldregeling blokkeert daarom het recht van werkneemster op de transitievergoeding.

Afwijzing ontbindingsverzoek wegens MR-lidmaatschap
In AR 2020-0689 wijst de kantonrechter het ontbindingsverzoek van de School af, omdat genoegzaam is gebleken dat de uitlatingen van de werknemer verband houden met het MR-lidmaatschap. Volgens de voorzitter van de MR zijn er spanningen tussen het bestuur van de school en de MR. Werknemer heeft niet alleen zijn eigen opvatting, maar die van de MR geuit. Door op deze grond een ontbindingsverzoek in te dienen wordt het opzegverbod van artikel 7:670 lid 4 BW geschonden.   

Vragen of opmerkingen
Indien u problemen ondervindt met inloggen, kunt u contact opnemen met het secretariaat van de VAAN via het telefoonnummer 0343-430600 of via het e-mailadres secretariaat@vaan-arbeidsrecht.nl. Mocht u vragen of opmerkingen hebben over deze nieuwsbrief, dan kunt u mailen naar ar-updates@budh.nl.

Rest ons nog u een bijzonder fijne dag toe te wensen.

Hof van Justitie van de Europese Unie

Hof

Rechtbank

Centrale Raad van Beroep