Naar boven ↑

Update

Nummer 49, 2021
Uitspraken van 02-12-2021 tot 07-12-2021
Redactie: prof. mr. dr. A.R. Houweling, mr. L. Kirkpatrick, mr. M. Assenberg van Eijsden, mr. E.L. Eijkelenboom, mr. S.C. Goedhart, mr. C.P. Kuijer, mr. D. Ottevanger, mr. drs. T.J. Post, I.J. Schipper, mr. S.A. Slootweg, mr. S. van der Slot, mr. V. Twilt en mr. S. Wiersma-Helal.

Geachte confrères, collegae, amici en amicae,

Bijgaand treft u weer een nieuwe VAAN AR Update aan. Klik hier om de pdf vanaf de website te downloaden.

Behandeling wetsvoorstellen Coronatoegangsbewijzen uitgesteld tot 5 januari 2022 – 14.00 uur
Zoals blijkt uit de agenda van de Tweede Kamer zullen de wetsvoorstellen inzake 2G, Coronatoegangsbewijzen (CTB) op de werkvloer en inperking instemmingsrecht hoger onderwijs na het kerstreces worden behandeld (5 januari).

Uit de Nota naar aanleiding van het verslag (nr. 6) volgt opnieuw dat onder omstandigheden het loonrisico bij het niet kunnen/willen tonen van een CTB op het bordje van de werknemer komt. Over de vraag of de reistijd van en naar een testlocatie kwalificeert als arbeidstijd en of van werknemers kan worden gevergd zich buiten reguliere werktijden te testen, antwoordt de regering als volgt (p. 113):

‘Van werkgever en werknemer mag verwacht worden dat zij in goed overleg afspraken maken zodat de werknemer in redelijkheid in de gelegenheid is zich te laten testen. De feitelijke omstandigheden bepalen wat in de specifieke situatie als redelijk wordt aangemerkt en tevens voor wiens rekening en risico de reiskosten en reistijd komen. Er zijn omstandigheden denkbaar waar het voor de werknemer mogelijk en zeker niet bezwaarlijk hoeft te zijn dat testen buiten werktijd plaatsvindt.’

Volg het wetsvoorstel CTB hier.

Rechtspraak
Graag wijzen wij u op de volgende uitspraken.

Ontbindingsverzoek werknemer geen zwaarwegende grond voor ontheffing geheimhoudingsbeding mediationovereenkomst
In AR 2021-1499 oordeelt de kortgedingrechter dat werknemer onverminderd gebonden blijft aan het geheimhoudingsbeding uit de mediationovereenkomst. De rechter overweegt dat de geheimhoudingsverplichting essentieel is voor het slagen van een mediationtraject, omdat deelnemers aan mediation zich vrij tegenover elkaar moeten kunnen bewegen, zonder dat zij het risico lopen dat hun uitlatingen of geschriften hen in een later stadium in een gerechtelijke procedure voor de voeten worden geworpen. Het geheimhoudingsbeding is dan ook een kernbepaling uit de mediationovereenkomst. Er moet dan ook heel wat aan de hand zijn wil een deelnemer aan mediation kunnen worden ontheven van die verplichting. Een urgente noodsituatie moet dat rechtvaardigen. Daarbij moet worden gedacht aan de situatie dat de mediation wordt gebruikt als dekmantel voor criminele activiteiten, of als die schade zou toebrengen aan bepaalde kwetsbare personen, zoals bijvoorbeeld bij kindermishandeling. De mogelijkheid van baanverlies haalt die hoge drempel niet.

Waarnemend arts heeft geen arbeidsovereenkomst met ziekenhuis
In AR 2021-1530 oordeelt de rechter over de vraag of een zelfstandig arts die regelmatig waarneemt in ziekenhuizen een arbeidsovereenkomst met deze ziekenhuizen heeft op basis waarvan aanspraak bestaat op een pensioenuitkering. De rechter oordeelt dat dit niet het geval is. Dat een arts hoogopgeleid en gespecialiseerd is, zegt weinig over de rechtsverhouding op basis waarvan wordt gewerkt, maar meer over de professionele standaarden waarnaar een behandeling moet plaatsvinden. Onder deze omstandigheden heeft de vraag naar de instructiebevoegdheid geen onderscheidend vermogen bij de vaststelling van de aard van de rechtsverhouding. Van een inbedding in de organisatie als zodanig is evenmin sprake. Dat er roosters en protocollen zijn, is daartoe onvoldoende.

Buitenlandse werknemers die via Luxemburgse werkgever in Nederlandse slachthuizen werkzaam zijn, vallen onder Nederlands bedrijfstakpensioenfonds: A1-verklaring staat niet aan bedrijfstakpensioenfonds in de weg / Nederland gewoonlijk werkland
In AR 2021-1511, AR 2021-1512, AR 2021-1513  en AR 2021-1514 staat de vraag centraal of vanuit Luxemburg in Nederland werkzame vleesverwerkers onder de reikwijdte van het verplicht gestelde bedrijfstakpensioenfonds vallen. De in Luxemburg gevestigde werkgever meent van niet, omdat hij beschikt over een A1-verklaring. Het hof oordeelt dat het bedrijfstakpensioenfonds een aanvullend pensioen betreft dat niet onder de Socialezekerheidsverordening valt. De A1-verklaring staat dus niet in de weg aan toepassing van de bedrijfstakpensioenfondsregeling. Op grond van artikel 8 Rome-I is Nederland het gewoonlijke werkland. Het Koelzsch-criterium geldt niet, nu de werkzaamheden in Nederland plaatsvinden.

Werkgever handelt ernstig verwijtbaar door onder meer herhaaldelijk toestemming te vragen aan het UWV voor ontslag tijdens opzegverbod (€ 140.000 billijke vergoeding)
In AR 2021-1516 oordeelt de kantonrechter dat sprake is van ernstig verwijtbaar handelen door werkgever, door tot tweemaal toe ondanks de aanwezigheid van het opzegverbod een ontslagaanvraag UWV in te dienen, de werknemer buiten zijn gemachtigden om te benaderen voor een beëindigingsregeling (met onjuist advies over behoud van uitkering) en het niet (goed) oppakken van re-integratie. Naar het oordeel van de kantonrechter komt werknemer € 140.000 aan billijke vergoeding toe. Hiervan is € 40.000 aan immateriële schadevergoeding.

Vragen of opmerkingen
Indien u problemen ondervindt met inloggen, kunt u contact opnemen met het secretariaat van de VAAN via het telefoonnummer 0343-430600 of via het e-mailadres secretariaat@vaan-arbeidsrecht.nl. Mocht u vragen of opmerkingen hebben over deze nieuwsbrief, dan kunt u mailen naar ar-updates@budh.nl.

Rest ons nog u een bijzonder fijne dag toe te wensen.

Hof van Justitie van de Europese Unie

Hoge Raad

Hof

Rechtbank