Naar boven ↑

Update

Nummer 8, 2024
Uitspraken van 15-02-2024 tot 21-02-2024
Redactie: prof. mr. dr. A.R. Houweling, mr. L. Kirkpatrick, mr. M. Assenberg van Eijsden, mr. E.L. Eijkelenboom, mr. S.C. Goedhart, mr. C.P. Kuijer, mr. D. Ottevanger, mr. drs. T.J. Post, I.J. Schipper, mr. S.A. Slootweg, mr. S. van der Slot, mr. V. Twilt en mr. S. Wiersma-Helal.

Geachte confrères, collegae, amici en amicae,

Bijgaand treft u weer een nieuwe VAAN AR Update aan. Klik hier om de pdf vanaf de website te downloaden.

Rechtspraak
Graag wijzen wij u op de volgende uitspraken.

‘Wij gaan stoppen bij FC Volendam’ kwalificeert niet als een duidelijke en ondubbelzinnige wilsverklaring
In AR 2024-0217 treffen we de uitspraak van de KNVB Arbitragecommissie aan in de Volendamse kwestie. De verklaring van 1 december 2023 betreft naar het oordeel van de Arbitragecommissie geen duidelijke en ondubbelzinnige op beëindiging van de arbeidsovereenkomst gerichte wilsverklaring van werknemer. Voorop staat dat de verklaring was gericht aan de media en niet aan Volendam. Deze was slechts ‘cc’ gestuurd aan de perschef van Volendam. Zou werknemer met De verklaring een opzegging hebben beoogd, dan had het in de rede gelegen dat die verklaring (in elk geval: ook) rechtstreeks aan de voorzitter van de RvC was gestuurd. Die verzending ‘cc’ duidt erop dat het bericht niet aan Volendam gericht was teneinde rechtsgevolgen te realiseren, maar slechts ter informatie aan (de perschef van) Volendam werd gestuurd (zodat hij daarop, bij vragen van de media, voorbereid was). Ook de inhoud van de verklaring kon door Volendam, naar het oordeel van de Arbitragecommissie, redelijkerwijs niet worden uitgelegd als een opzegging. Uit het woord ‘gaan’ in de zin ‘Wij gaan stoppen bij FC Volendam’ volgt dat er niet direct wordt opgezegd, maar dat werknemer en de overige ondertekenaars van de verklaring op een nader te bepalen moment in de toekomst (willen) gaan stoppen bij Volendam. Het feit dat werknemer een hoogopgeleide professional is, maakt niet dat de strenge maatstaf van een duidelijke en ondubbelzinnige wilsverklaring door hem niet kan worden ingeroepen. Nog los van het feit dat werknemer niet als ‘professional’ op arbeidsrechtelijk gebied is aan te merken, kan niet worden aanvaard dat de bescherming die werknemers kunnen ontlenen aan de door de Hoge Raad geformuleerde regel dat een rechtsgeldige werknemersopzegging een duidelijke en ondubbelzinnige verklaring vereist, niet zou gelden voor hoogopgeleide en/of hooggeplaatste werknemers.

Opleiding tot trambestuurder valt onder artikel 7:611a BW: studiekostenbeding is nietig
In AR 2024-0225 oordeelt de rechter het studiekostenbeding tussen RET en werknemer nietig. Werknemer is aangenomen in de functie van trambestuurder. Voor deze functie is alleen een rijbewijs B of A vereist. Werknemer mag pas zelfstandig een tram besturen, als hij de opleiding tot trambestuurder heeft afgerond, hetgeen werknemer heeft gedaan. Zonder deze opleiding mag werknemer de functie van trambestuurder bij RET, waarvoor hij is aangenomen, niet uitoefenen. Het gaat derhalve om scholing die noodzakelijk is voor de uitoefening van zijn functie (art. 7:611a lid 1 BW). Slechts scholing die noodzakelijk is voor het verkrijgen van een diploma of certificaat waarover de werknemer bij eerste aanvang van de werkzaamheden al dient te beschikken om op grond van een wettelijke bepaling een functie uit te oefenen, valt niet onder artikel 7:611a lid 2 BW. Anders dan RET stelt, is voor de functie van trambestuurder geen startkwalificatie vereist. De opleiding tot trambestuurder valt onder de reikwijdte van de algemene scholingsplicht van de werkgever in artikel 7:611a lid 1 BW en moet kosteloos door RET worden aangeboden.

Woordelijk dezelfde motivering voor alle functies binnen werkgever, verhoudt zich niet met doel van de schriftelijke motivering concurrentiebeding in arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd
In AR 2024-0219 oordeelt de kantonrechter dat de motivering van het concurrentiebeding duidelijk moet maken waarom bij deze werknemer dit specifieke concurrentiebeding noodzakelijk is. Daarmee verhoudt zich niet goed dat er in alle arbeidsovereenkomsten van een bedrijf woordelijk dezelfde motivering wordt opgenomen voor de diverse zeer verschillende functies, zoals hier voor sales traders en de medewerkers van HR. Waarom juist werknemer een concurrentiebeding tegen zich zou moeten laten gelden, heeft werkgeefster onvoldoende over het voetlicht weten te brengen. Overigens mag dat bedrijfsbelang niet liggen in investeringen die (al dan niet) in een werknemer zijn gedaan. Het moet immers gaan om heel specifieke kennis of bedrijfsinformatie, die juist deze werknemer op zal doen binnen de onderneming.

Geen inzagerecht in advies Landsadvocaat aan Staat over juridische (on)haalbaarheid WTP wegens advocaat-cliëntprivilege
In AR 2024-0255 staat onder meer de vraag centraal of een (ex-)ambtenaar recht heeft op inzage in het advies van de Landsadvocaat aan de Staat (zijn voormalig werkgever) over de juridische (on)haalbaarheid van het invaren in de Wet toekomst pensioenen (WTP). De kantonrechter oordeelt dat artikel 843a Rv hiervoor geen grondslag biedt wegens het advocaat-cliëntprivilege. Zou dit namelijk anders zijn, dan zou het professionele verschoningsrecht van in dit geval de landsadvocaat op een te eenvoudige wijze omzeild kunnen worden.

Werknemer die zich heeft gedistantieerd van patiëntenzorg wegens gewetensbezwaren en daarna informatie uit het patiëntendossier heeft ingezien, gedownload en naar zijn privé-e-mailadres heeft verzonden is terecht op staande voet ontslagen.
In AR 2024-0243 oordeelt de kantonrechter dat het inzien, downloaden en naar privé-e-mailadres sturen van patiëntinformatie een ontslag op staande voet rechtvaardigen. Werknemer heeft een beroep gedaan op de Wet bescherming klokkenluiders. Volgens hem had hij het vermoeden van een misstand, omdat de bewoonster niet de zorg ontving waar zij recht op had volgens de werknemer. Daarom heeft hij het bewijs veiliggesteld en het patiëntdossier ingezien om te volgen of iets met zijn melding werd gedaan. De kantonrechter oordeelt dat geen sprake was van een situatie die als misstand zou kunnen kwalificeren, omdat het in dit geval ging om een individuele en complexe kwestie, waarbij uiteindelijk een beslissing genomen moest worden. Werknemer stond niet achter die beslissing, maar er kan geenszins gesteld worden dat hier de kwalificatie als misstand aan de orde zou kunnen zijn. Daarom kan ook geen sprake zijn geweest van een vermoeden van een misstand. Werknemer kan daarom geen beroep doen op de Wet bescherming klokkenluiders. Het ontslag op staande voet is terecht gegeven, omdat werknemer zich bewust was of had moeten zijn van de regels die golden met betrekking tot onbevoegde inzage in patiëntdossiers en werkgeefster belang heeft bij strikte handhaving van die regels om de privacy van bewoners te waarborgen.

Vragen of opmerkingen
Indien u problemen ondervindt met inloggen, kunt u contact opnemen met het secretariaat van de VAAN via het telefoonnummer 0343-430600 of via het e-mailadres secretariaat@vaan-arbeidsrecht.nl. Mocht u vragen of opmerkingen hebben over deze nieuwsbrief, dan kunt u mailen naar ar-updates@budh.nl.

Rest ons nog u een bijzonder fijne dag toe te wensen.

Hof

Rechtbank