Naar boven ↑

Update

Nummer 2, 2019
Uitspraken van 09-01-2019 tot 15-01-2019
Redactie: prof. mr. dr. A.R. Houweling, mr. L. Kirkpatrick, mr. M. Assenberg van Eijsden, mr. E.L. Eijkelenboom, mr. S.C. Goedhart, mr. C.P. Kuijer, mr. D. Ottevanger, mr. drs. T.J. Post, I.J. Schipper, mr. S.A. Slootweg, mr. S. van der Slot, mr. V. Twilt en mr. S. Wiersma-Helal.

Geachte confrères, collegae, amici en amicae,

Bijgaand treft u weer een nieuwe VAAN AR Update aan. Klik hier om de pdf vanaf de website te downloaden.

Rechtspraak
Graag wijzen wij u op de volgende uitspraken.

HR: 'doorwerkregeling' in een gemeentelijk sociaal plan uit 2011 is niet gelijk aan 'een voorziening wegens de beëindiging van de arbeidsovereenkomst'
In AR 2019-0040 oordeelt de Hoge Raad over de vraag of een ‘doorwerkregeling’ in een Sociaal Plan uit 2011, op grond waarvan werknemer destijds niet is ontslagen maar is gedetacheerd bij een inlener (doorwerken) tot 2016, kwalificeert als ‘een voorziening wegens de beëindiging van de arbeidsovereenkomst’ in zin van het overgangsrecht WWZ. Hoewel de Hoge Raad het met de Gemeente Den Haag eens is dat een dergelijke voorziening niet pas bij beëindiging hoeft plaats te vinden (de voorziening kan ook betrekking hebben op een van-werk-naar-werk-traject tijdens het dienstverband), oordeelt de Hoge Raad dat in dit geval de doorwerkregeling geen betrekking had op beëindiging van de arbeidsovereenkomst in 2016, maar op de beëindiging van de zogenoemde WIW/ID-baan in 2012. Bijgevolg kan geen sprake zijn van een samenloop in de zin van het overgangsrecht.

Met terugwerkende kracht uitsluiten van nawerking cao is niet in strijd met Kuypers-arrest
Nawerking van cao-bepalingen kan in beginsel in de opvolgende cao zelf worden uitgesloten. Nawerking betreft immers geen regel van dwingend recht. Voor de vraag wat geldt in de periode tussen expiratie van de oude en het sluiten van de nieuwe cao is van belang dat de cao-sluitende partijen aan die nieuwe cao terugwerkende kracht hebben toegekend om te voorkomen dat er een cao-loze periode zou bestaan. Door de Hoge Raad is uitgemaakt dat het cao-partijen vrij staat aan een cao terugwerkende kracht te verlenen zolang de bepalingen zich daarvoor lenen en het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet onaanvaardbaar is (HR 27 maart 1998, NJ 1998, 706). De enkele omstandigheid dat de arbeidsvoorwaarden van een werknemer met terugwerkende kracht worden verslechterd, is onvoldoend om het buiten werking te stellen van de terugwerkende kracht. Hieruit volgt dat in het onderhavige geschil (AR 2019-0029) met terugwerkende kracht nawerking van de gunstigere bepalingen uit de cao is uitgesloten.

Werkgever dient werknemer te wijzen op financieel voordeliger alternatief van ziekmelding in plaats van werktijdverkorting
De kantonrechter stelt in AR 2019-0025 voorop dat er geen algemene verplichting is voor een werkgever om, indien een werknemer verzoekt om een voor hem financieel nadelige wijziging van een arbeidsvoorwaarde, aanvullende informatie te verstrekken dan wel om te onderzoeken of de werknemer op de hoogte is van de consequenties van zijn keuze. Wel dienen werkgever en werknemer zich jegens elkaar als goed werkgever/werknemer te gedragen. De kantonrechter overweegt dat een verzoek tot urenvermindering het logische gevolg heeft dat er maandelijks minder salaris wordt betaald, een consequentie die de gemiddelde werknemer kan overzien. Zo ook werknemer. Dat er tevens minder pensioen wordt opgebouwd, zal werknemer ook hebben (kunnen) voorzien, gelet op zijn aanvraag van het flexpensioen. Waar de schoen in dit geval wringt, is dat werknemer op het moment dat hij de urenvermindering verzocht, in feite reeds gedeeltelijk arbeidsongeschikt was. In ieder geval was hij dat op 18 juli 2016, twee dagen vóór de bevestiging van de urenvermindering en ruim voor het ingaan van de urenvermindering op 1 september 2016. Waar het Havenziekenhuis zich als goed werkgever van had moeten vergewissen, gelet op de gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid van werknemer in juli 2016, in combinatie met het ziekteverloop van werknemer in de daaraan voorafgaande 25 jaar, is of hij zich bewust was van de alternatieve, financieel aanzienlijk voordeligere optie, namelijk zich (gedeeltelijk) ziekmelden. In dat geval zou werknemer salaris hebben ontvangen over een dienstverband van 32 uur, zou hij over 32 uur per week pensioen hebben opgebouwd, zou het flexpensioen zijn omgezet in ouderdomspensioen en zou een eventuele WIA-uitkering worden gebaseerd op een arbeidsomvang van 32 uur per week. Dat deze mogelijkheid is besproken met werknemer is gesteld noch gebleken. Dit leidt tot de conclusie dat het Havenziekenhuis zich niet als goed werkgever in de zin van artikel 7:611 BW heeft gedragen.

Rechtsbijstand van FNV valt niet onder het toepassingsbereik van de Richtlijn 87/344/EEG
In AR 2019-0038 oordeelt het hof dat, hoewel er overeenkomsten zijn tussen een rechtsbijstandverzekering en de rechtsbijstand die FNV aan haar leden verleent, laatstgenoemde niet onder het toepassingsbereik van Richtlijn 87/344/EEG valt. Bijgevolg is van vrije keuze van rechtsbijstand geen sprake en kan werkneemster haar advocaatkosten niet gecompenseerd krijgen van FNV.

Recht op werk: op non-actiefstelling bij ‘welles-nietes-verwijt’
In AR 2019-0018 oordeelt de kantonrechter over de vraag of een werknemer recht heeft op toelating tot de werkzaamheden, nadat hij op non-actief is gesteld door de werkgever omdat een collega van werknemer heeft verklaard dat hij op voorhand de vragen en antwoorden van een kennistest bij de sollicitatie van werknemer zou hebben ontvangen. Volgens de rechter is niet aannemelijk geworden dat het standpunt van de collega geloofwaardiger is dan het ontkennende standpunt van werknemer. Bovendien is voor niet-toelating tot de werkzaamheden een redelijke grond nodig, die ontbreekt. Op grond van artikel 7:611 BW heeft werknemer recht op toelating tot het werk.

Uitleg Sociaal Plan Rabobank: concreet uitzicht op nieuwe baan is voldoende voor ‘vinden van nieuwe baan tijdens begeleidingstraject’
In AR 2019-0036 oordeelt het hof over het in het Sociaal Plan Rabobank opgenomen begeleidingstraject. Tijdens het begeleidingstraject heeft werkneemster met succes gesolliciteerd op een functie bij de gemeente Rucphen. Per 1 augustus 2015 is de arbeidsovereenkomst tussen werkneemster en Rabobank geëindigd. Rabobank heeft aan werkneemster een beëindigingsvergoeding uitbetaald met correctiefactor 0.6. Werkneemster meent echter dat zij op grond van het Sociaal Plan recht heeft op een hogere beëindigingsvergoeding, omdat sprake is geweest van een onsuccesvol begeleidingstraject in de zin van de vaststellingsovereenkomst en het Sociaal Plan. Werkneemster meent dat zij niet binnen het begeleidingstraject een nieuwe baan heeft gevonden, maar vier dagen na het eindigen daarvan (op 4 augustus 2015). Het hof oordeelt dat het enkele feit dat een medewerker een door een werkgever reeds geformuleerd concreet aanbod voor een nieuwe baan nog niet formeel heeft, niet in de weg staat aan de conclusie dat de medewerker een nieuwe baan heeft gevonden tijdens het begeleidingstraject. Zelfs als zij de aanstelling pas op 4 augustus 2015 heeft ontvangen, was er na het arbeidsvoorwaardengesprek met de gemeente op 25 juni 2015 al een voldoende concreet uitzicht.

Werkgever legt advies van de bedrijfsarts om te komen tot conflictoplossing naast zich neer en wordt geconfronteerd met een verhaalsanctie ZW
In SZR 2019-0001 concludeert de Raad dat UWV terecht een verhaalsanctie in de zin van artikel 39a ZW heeft opgelegd. Appellante bestrijdt niet dat zij na de ziekmelding van werknemer in het geheel geen re-integratie-inspanningen heeft verricht en dat zij dus ook het advies van de bedrijfsarts van 21 november 2014 om onder begeleiding van een deskundige derde te komen tot conflictoplossing, naast zich neer heeft gelegd. De Raad is met UWV en de rechtbank van oordeel dat de inspanningen hiermee als onvoldoende zijn te beschouwen en dat een deugdelijke grond daarvoor ontbreekt. Dat in dit geval sprake was van een arbeidsconflict, doet hier niet aan af.

Vragen of opmerkingen

Indien u problemen ondervindt met inloggen, kunt u contact opnemen met het secretariaat van de VAAN via het telefoonnummer 0343-430600 of via het e-mailadres secretariaat@vaan-arbeidsrecht.nl. Mocht u vragen of opmerkingen hebben over deze nieuwsbrief, dan kunt u mailen naar ar-updates@budh.nl.

Rest ons nog u een bijzonder fijne dag toe te wensen.

Hoge Raad

Hof

Rechtbank